4
heesters en bloemen, de weiden vol
schapen en witte koeien, kortom een
gebied, dat ons de boeken van Stijn
Streuvels in herinnering bracht.
Voorzichtig met onze grote bus langs
smalle wegen op en af rijdend,
bereikten we met enige moeite de
Geuzenhoek, de Vlaamse Olijfberg of
Maria Horebeke,
waarmee we de tweede kraal aan
onze draad rijgen. Direct viel ons een
pronkjuweel van een open standaard
molen op, toen zagen we het kerkje,
een neo-gotisch koortje met
ingebouwde toren, daterend uit 1872.
Boven de ingang een opengeslagen
Bijbel:
Wij prediken niet ons zeiven,
Maar Christus Jezus onzen Verlosser".
In het kerkje zijn gekleurde ramen te
zien met o.a. de Geboorte, de Doop in
de Jordaan, de Kruisiging en
Opstanding, eens geschonken door
Willem en John James Wilford, een
houten lezenaar met adelaar en een
neo-gotische preekstoel. Een kerkje,
dat op zichzelf beslist geen wereld
wonder is.
Belangrijk is deze plaats wel door zijn
geschiedenis, ons levendig verteld
door de daar dienstdoende predikant,
ds. Blokland, die ook in deze
oecumenische tijden van een school
kind, dat hij een lift wilde geven, te
horen kreeg met „een Geus niet mee
te mogen gaan". Veel verder dan in
1 566 zijn we blijkbaar nog niet!
Dat is het jaartal, waarop al de eerste
opgejaagde Lütheranen, Anabaptisten
en Calvinisten naar de Geuzenhoek
kwamen. In 1 572 nam Jacob
Blommaert, tapijtwever in
Oudenaarde, in dienst in het leger van
de Prins van Oranje, Oudenaarde in,
maar een maand later werd de stad
weer door de Spanjaarden ontzet,
waarna ze 36 Geuzen ombrachten. De
rest nam ijlings de benen, waardoor
er op een gegeven moment wel zeven
kleine protestantse kernen rond en op
de Olijfberg waren. Daar heeft men
het hoofd geboden aan vervolging,
manslag, dubbele belastingaanslagen
en andere grotere of kleinere
plagerijen en bouwde men, al vóór
1780, in het veld een primitief schuil-
kerkje met achter de preekstoel een
vluchtgang als onderduikverblijf. Met
toestemming van de Oostenrijkse
Keizer Jozef II, die als „verlicht
despoot" een beperkte vrijheid van
eredienst toestond, werd in 1795 een
De protestantse kerk van Sint Maria Horebeke
van 1 872.
kerkje gebouwd, dat we achter in het
om de huidige kerk liggende kerkhof,
konden bezichtigen. „Vrees niet gij
klein kuddeke" lazen we daar en we
zagen ook twee in de muur aan
gebrachte stenen ter nagedachtenis
aan de schoolmeesters en organisten
K. L. Blommaert en Simon de Jonge.
Maria Horebeke heeft veel gezien:
niet alleen Spanjolen en Geuzen,
maar ook het Oostenrijkse gouver
nement, Napoleon en Willem I. Toen
is het voor de gemeente op de Olijf
berg crescendo gegaan, er zijn daar
voor alle Geuzen een school en een
begraafplaats gesticht, een steen,
aangebracht in de muur van het
kerk iof getuigt nog van aller
dankbaarheid: „Zelfs na hun dood
zorgt Willem I, Koning der Neder
landen, voor zijne onderdanen.
1824".
Na de Belgische Afscheiding
verleende de eerste Belgische Koning,
Leopold van Saksen Coburg, vrijheid
van godsdienst. Toen kreeg de
gemeente ook een eigen dominee;
later vertrokken vrij veel nazaten van
de van oudsher op de Olijfberg
verblijvende families naar alle wind
streken.
Wij scheurden ons los van dit nu zo
idyllische plekje om de tocht naar
Henegouwen voort te zetten.
Onderweg legden we geruime tijd aan
in het Kasteel van Viane, waar de
De bijbel boven de ingang van de kerk.
Geraardsbergse Broederschap ons op
matte taarten trakteerde en we in
gezelligheid en vrede de maaltijd
gebruikten.
De kapittelkerk van
Soignies
Buitenkant
Ons derde doel, Soignies of Zinnik
bereikten we in de namiddag. Deze
plaats ligt op een plateau en de
kloosterkerk van Sint-Vincentius staat
als een stoere Romaanse reus in het
centrum. Sint-Vincentius heette in de
wereld Madelgaire en werd in 607 in
Strépy geboren en was, volgens het
verhaal, Graaf en Gouverneur van
Henegouwen. Gehuwd met een
Prinses Waudru besloot het echtpaar,
gezegend met vijf kinderen, „van de
wereld af te zien". Waudru stichtte
toen een klooster op de heuvels ter
hoogte van het huidige Mons, Madel
gaire vestigde een Abdij bij de
bronnen van de Senne. Daar overleed
hij in 677.
Of de Noormannen in de 9e eeuw
deze Abdij verwoest hebben, staat
niet vast. Wel weten we, dat
omstreeks 965 Sint-Bruno, aarts
bisschop van Keulen en broer van
Keizer Otto I, met de herbouw
begonnen is. Eerst was de kerk aan
Maria en Petrus gewijd, later, na het
overbrengen van zijn relieken, aan
Sint-Vincentius.