15 bij 't uiteindelijke gezag van de bisschop van Rome, de Paus dus, terechtkomend. Ook bij de kerkgebouwen ontstond een zekere rangorde: kapel-parochiekerk-dekanale hoofdkerk en aan de top de cathedraal, de bisschopskerk, zoals wij weten. Hier komt meer bij kijken, maar dat laten we rusten. Of deze ontwikkeling, die toch tot een bedenkelijke vermenging van kerk en staat leidde, voor het Christendom vóór- dan wel nadelen gehad heeft, kan een object van discussies zijn. Zeker is wel dat de kerken in de middeleeuwen stichtingen met een internationaal karakter waren, die tientallen personen in dienst hadden: priesters, subdiakenen, diakenen, kapelaans, kosters en organisten. Er waren scholen aan verbonden en de kerk beschikte als enige instantie over een bibliotheek, de zgn. Librije. Er vonden daar mirakelspelen en andere voorstellingen plaats en er werd in vele vormen gemusiceerd. Men kon in de kerk voor geestelijke en materiële bijstand terecht, aan armen werd daar brood uitgedeeld, de Mis werd er gevierd, er werd daar gebiecht, gedoopt en getrouwd en men werd erin begraven. De vroegere rijkdom van de middeleeuwse kerkinterieurs kunnen we ons nu moeilijk voorstellen, maar ook ligt de centrale plaats, die de kerk letterlijk en figuurlijk op geestelijk en maatschappelijk gebied toen innam, enigermate buiten ons gezichtsveld. Met deze kennis voor ogen volgen we nu de ontwikkeling van 't interieur van de Christelijke basiliek. Aanvankelijk stond in de absis de mensa, waar brood en wijn werden uitgedeeld, iets later vonden ook de zetel (cathedra) van de bisschop en van de ouderlingen daar een plaats, terwijl ook het zangerskoor hier in de loop van de tijd werd opgesteld. Al snel groeide de absis uit tot een kleinere of grotere koorruimte, 't lithurgisch belangrijkste deel van de kerk, niet toegankelijk voor de gewone man, de leek, die vanuit het kerkschip aan de godsdienstoefening van de clerus kon deelnemen. Men liep daar gewoon heen en weer of zat op meegebrachte bankjes of krukken, kinderen en honden scharrelden daar ook rond, 't geheel had iets van een druk, rommelig vaak koud overdekt marktplein, waar de geestelijken, bij gebrek aan elke vorm van geluidsinstallatie, ook al zongen ze nog zo hard, nauwelijks te verstaan waren. Aan hetzelfde euvel hebben later natuurlijk ook de predikanten geleden, die vaak hun toevlucht tot het zgn. 'galmen' moesten nemen om nog iets van hun woorden te kunnen overbrengen. Keren wij naar het Koor terug. Klooster- en kapittelkerken hebben altijd grote koren gehad, waar de kloosterlingen en kanunniken vele uren per dag moesten verblijven. Daarom staan daar ook koorbanken in, die we o.a. in Averbode en Soignies zagen en die b.v. ook te zien zijn in de kerk te Kapelle, die uit circa 1503 dateren. Zij bestaan uit een of meer rijen zetels met opklapbare zittingen: wanneer deze opgeklapt zijn, komen de tegen de onderkant aangebrachte misericordes tevoorschijn, houten steuntjes. Deze banken zijn vaak aan zijkanten en wangen, aan 't hoge achterschot en aan de luifel met houtsnijwerk versierd, hier te lande ziet men dat o.a. nog in de St. Jan in Den Bosch en Detail van deze koorbanken: men lette ook op de mooi gesneden wangstukken. Koorbanken in de Sint Jan in Den Bosch (1 e helft 15de eeuw).

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1985 | | pagina 15