16 Retabel. Hemelvaart, algemeen toegeschreven aan Gerard David. De zijluiken zijn van Pieter Pourbus. Onze Lieve Vrouwekerk, Brugge. de O.L. Vrouwe te Breda, terwijl de 16de eeuwse renaissance banken, gesneden door Jan Terwen in de Grote Kerk te Dordrecht vermaardheid genieten. De prachtige koorbanken in de Sint-Pieterskerk in Oirschot verbrandden helaas in 1944. Hetzelfde lot trof die van Wouw, waarvan fragmenten bewaard zijn gebleven. Intussen zette de offergedachte door en werd de simpele tafel een op een verhoging van drie treden geplaatst altaar, altijd met een dekblad van steen, dat op een soort tombe ging lijken en waaraan vaak een reliek werd meegegeven. In de Gothische tijd zag men 't hoofdaltaar al als Gods Troon, die daarom een mooie behuizing vereiste. Eerst stonden op de altaartafel alleen de kelk voor de wijn, de pateen voor de hostie en lag er een missaal op, maar in de loop van de 11 de eeuw werden er ook kandelaars met kaarsen en een kruis op gezet plus relieken van Heiligen in reliekhouders. In de rijkste tijd, tijdens de Gothiek en de vroege Renaissance, verschenen ook retabels, een opzet, een soort scherm, dat achterop het altaar oprees en vaak voorzien was van luiken, die in tijden van boete en rouw gesloten werden. Ze zijn van steen of van hout met voorstellingen uit het leven van Christus, Maria en de Heiligen, uitgevoerd in beeldhouw- of beeldsnijwerk of fraai beschilderd. Men kan er b.v. in Duitsland en België, hetzij ter plaatse in de kerken of in musea of op tentoonstellingen (men zal zich de expositie van Pieter Pourbus te Brugge wellicht herinneren) nog vele zien. Omdat een dergelijk altaar aan de voorkant veel ruimte nodig had, was het achterin het koor neergezet. Zoals bekend stond de geestelijke tot het Vaticaans Concilie vóór het altaar met zijn rug naar de gelovigen. In de late middeleeuwen verschenen er steeds meer altaren; in de 15e eeuw waren er in een grote kerk wel 20 tot 30 van gilden, godsdienstige broederschappen of voorname families. Ze stonden in kapellen rondom het koor, tegen de oostmuren van het transept of tegen de zuilen van het kerkschip. Aan de zuidzijde van het koor, in de buurt van het hoofdaltaar lag de Sacristie, het vertrek, waar alles bewaard werd wat voor de altaardienst nodig was, in de piscina nis in de koorwand (in Kapelle helaas weggerestaureerd) werden o.a. na de Mis de gebruikte altaarstukken schoongemaakt. (Zie artikel van de heer Lepoeter in dit nummer) Geconsacreerde hosties werden eerst bewaard in de ciborie, een met een deksel gesloten kelk, later in een nis in de koorwand (Kloetinge) of in een rijkversierd hoog Sacramentshuis, dat tegen de noordwand van het koor stond. Zo'n torenhoog bouwsel is o.a. te zien in het Limburgse Meerssen en in de Sint-Leonardus kerk in het Belgische stadje Zoutleeuw, 't is in 1551 door Cornelis Floris de Vriendt (de bouwmeester van het Stadhuis van Antwerpen) in de Vlaamse Renaissance stijl vervaardigd. Sinds de 17de eeuw werden geconsacreerde hosties vaak bewaard in het tabernakel, dat op 't altaar stond en dat de vorm kon hebben van een kastje of gebouwtje met deuren. De verering van Maria nam gedurende de hele middeleeuwen toe; eerst gezien als Koningin des Hemels werd ze later vereerd vanwege Haar moederlijke tederheid als de Mantelmadonna, de moeder der barmhartigheid. Een en ander geschiedde vooral onder invloed van de Sermones (preken) van Bernardus, abt van Clairvaux, die alle vergelijkingen uit het Hooglied, alle

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1985 | | pagina 16