21
geschonken gekleurde glazen werden toen
ook in dank aanvaard (de beroemde
Goudse glazen!). Er lagen mooie zerken in
de kerken en er werden zelfs monumentale
grafmonumenten opgericht voor Willem van
Oranje en bekende zeehelden, o.a. voor de
Gebroeders Evertsen in de Wandelkerk van
het Middelburgse Abdijcomplex,
gebeeldhouwd door Rombout Verhulst en
door Hendrik, Pieter en Willem de Keyser.
Overheidsinitiatieven, die vooraanstaande
Calvinisten korzelig 'roemzucht van
stervelingen' noemden.
Later, in de eerste helft van de 19de eeuw
werd het kerkinterieur ernstiger beschadigd
dan in de tijd vlak na de Reformatie.
Bij nieuwbouw werden voor de protestantse
eredienst verschillende kerkvormen
gebruikt: de achtkant, de cirkel, 't Griekse
kruis, de zaalkerk, terwijl er ook
galerijkerken gebouwd werden (vaak
Lutherse), Toch sluit men in de 17de eeuw
nog graag aan bij de middeleeuwse traditie.
Lezenaar met stadswapen, die tot voor kort op het doophek van de Oostkerk te Middelburg stond (2de helft 17de eeuw).
Kansel met doophek en dooptuin in het Catharijneconvent te Utrecht.
In de 19e eeuw, toen er dus buiten de
kerken, op kerkhoven begraven werd,
deden de vaste banken, zowel in
protestantse als in katholieke kerken hun
intree, de halfronde pilaarbanken werden
vaak als obstakels opgeruimd en de
preekstoel naar de oostwand verschoven.
Dr. Steensma drukt zich hieromtrent in zijn
boek 'Kerken, wat doe je ermee?' kort en
krachtig uit. Hij spreekt over
'bankenpakhuizen'. 'Protestantse kerken
werden toen gehoorzalen, katholieke
schouwburgen met fraaie coulissen achter
het verhoogde podium'.
De gemeenteleden of parochianen
mochten, zo schrijft hij verder, twee dingen
doen: 'zitten en luisteren'. En kou lijden,
zouden wij eraan toe willen voegen, want
men hield zich aanvankelijk op temperatuur
met stoven met gloeiende kooltjes erin en
later door de straling van grote ronde
gietijzeren kachels. Om deze warmte een
beetje vast te houden werden koorruimten,
dwarspanden, zijbeuken en kapellen
afgescheiden door schotwerk, glaspuien of
gordijnen. Menigeen zal zich het matglas in
de Middelburgse Oostkerk herinneren, dat
de kerkruimte van de koepel scheidde. Na
1798, in de Franse tijd, verkregen de
katholieken weer vrijheid van godsdienst, 't
Herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in
1853 bracht een hausse in de kerkbouw
teweeg, overal verschenen triomfalistische
neo-gothische kerken, meestal door de
architecten Pierre Cuypers of Alfred Tepe
ontworpen, 't Hoogaltaar bleef als vroeger
aan 't eind van de ruimte, in het koor, staan,
maar de nu geplaatste rijen vaste banken
veroorzaakten, dat de meeste parochianen
van grote afstand mochten toekijken en