8 bouwperiode heeft men de gevolgen hiervan weten op te vangen. Het is allemaal nog wel duidelijk zichtbaar, maar dat heeft uiteraard zijn bekoring. Schip en zuidbeuk zijn met een houten tongewelf overdekt, hoewel in het schip vrijwel zeker een stenen overwelving was gepland gezien de forse steunberen tegen de buitenmuur en de muurkolonnetten,/die met gebeeldhouwde fratskopjes (potsierlijke koppen en figuurtjes) zijn versierd. Bij de fratskoppen zijn ook twee frivole figuren afgebeeld. De ene zit op zijn hurken, de andere kijkt gebukt tussen zijn benen door. Beide mannetjes doen denken aan een legende uit de 13de eeuw van de tombeur de Notre Dame in het Cisterciënser klooster van Clairvaux. Deze eenvoudige acrobaat was daar monnik geworden, maar voelde zich er niet zo goed thuis: 'Want hij kon niet leven zonder tuimelen, En springen en dansen Huppelen, buitelen, dat hij kon. Iets anders kon hij niet. Hé! zegt hij, zeer goede Koningin, Bij uw medelijden, en bij uw edelmoedigheid. Verwerp m ijn kunsten niet'! Met koningin bedoelde hij de Maagd Maria, die immers aan het slot van het koorgebed steeds geëerd werd met de antifoon 'Salve Regina'. De enige dienst die hij haar kon bewijzen, was het uitvoeren van zijn beste saltus mortales. En de monniken die hem bespiedden zagen de Heilige Maagd van haar voetstuk komen, ze ging zijn voorhoofd afvegen met een punt van haar mantel en sprak hem bemoedigend toe. In de zuidbeuk was het noodzakelijk de constructie te verstevigen door het aanbrengen van trekbalken. Tijdens de laatste restauratie zijn deze weer in hun oorspronkelijke zwart-wit-rode kleur beschilderd. In 1875 werd de kerk zwaar toegetakeld. Toen werd o.a. de zuidbeuk door bepleistering en verwijdering van de steunberen afschuwelijk verminkt en tot school ingericht. De laatste restauratie heeft dit gelukkig weer goedgemaakt. Bijzondere aspecten Bij een wat meer dan oppervlakkige beschouwing blijkt de kerk van Dreischor nogal wat bijzondere aspecten te vertonen. Om te beginnen de sacristie. Deze was oorspronkelijk gebouwd op een ongebruikelijke plaats, namelijk aan de noordzijde van het koor, naast de noorderkapel. (De bouw van de sacristie aan de noordzijde van het koor zagen we Het vijfzijdig gesloten koor, waaraan men in de tweede helft van de 14e eeuw, mogelijk omstreeks 1350, moet zijn begonnen, is het oudste gedeelte. Daarna, omstreeks 1400 of korte tijd later begon men aan de bouw van het schip van zeven traveeën en de rechthoekige kapel aan de noordzijde. Voor de westelijke muur van het schip verrees de toren, die in verhouding tot de afmetingen van het totale bouwwerk een wat te weinig forse indruk maakt. Deze indruk wordt versterkt door de zeer slanke spits, die in 1867 werd vernieuwd. De toren was zo slecht gefundeerd, dat hij al tijdens de bouw begon te verzakken. Door het aanbrengen van correcties gedurende de De kerk vanuit het zuidoosten vóór de laatste restauratie. Na de laatste restauratie. De totale face-lift die deze gevel heeft ondergaan is opvallend. Op de voorgrond de driezijdig gesloten sacristie.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1985 | | pagina 8