De Noormannen kwamen hier plunderen;
later streden er Vlamingers en Hollanders,
Vlamingers en Engelschen, en Vlamingers
onderling, menigen heeten strijd, en zowel
in den tachtig-jarigen oorlog als bij de
invallen der Franschen in de achttiende
eeuw, en zelfs nog tijdens de omwenteling
van 1830, klonk in deze buurt de stem van
het kanon.
De onrust is wel door rust gevolgd, want
stiller dorp dan Kadzand kan men zich
moeielijk verbeelden. Wanneer wij uit de
eenvoudige herberg de straat opzien,
ontwaren wij nauwelijks eenig teeken van
leven, of het moest het hameren zijn van
den smid, die achter de 'travaille' de vonken
rond doet spatten in het schemerdonker
zijner kleine werkplaats. De vrij nette
woningen zijn aan de voorzijde doorgaans
gesloten, en op de kunstig gesnoeide palm
en taxisstruiken, tusschen de bloembedden
der kleine tuintjes, sjilpen de musschen zoo
rustig alsof er geen katten en roofvogels in
de wereld zijn'.
Tot zover een citaat uit 'Zeeuws
Vlaanderen, een achterhoek aan den
overkant', van de onvolprezen en
onvermoeibare vastlegger van Zeeuwse
geschiedenis in de vorige eeuw, F.
Nagtglas.
Al is Zeeuws-Vlaanderen altijd nog een
beetje achterhoek aan de overkant
gebleven - de vaste oeververbinding is nog
verre toekomst - er is sinds Nagtglas deze
regels in 1876 aan het papier toevertrouwde
wel een en ander veranderd. Cadzand ligt
nu in een recreatiegebied en het is zeker in
de zomermaanden niet meer het stille dorp
van 1876. De grootste drukte concentreert
zich dan wel in Cadzand-Bad, maar ook in
Cadzand-Dorp is het sjilpen van de mussen
overstemd door motorgeronk en alle andere
geluiden die de badgasten met zich
meebrengen.
De kerk
De hervormde kerk, zeker één van de
oudste kerken uit de omgeving, is evenals
Groede een hallenkerk, al is het dan ook
maar een tweebeukige en wat
bescheidener van proporties. De zuidelijke
beuk, het oudste deel van de 'Onze
Vrouwe- of Mariënkerk op Cadsand' is
vermoedelijk gebouwd tussen 1250 en
1300 uit gele Vlaamse baksteen, waarna
vroeg in de 14e eeuw, vóór 1325 de
noordelijke beuk volgde. Er zijn bronnen die
vermelden dat er oorspronkelijk sprake
geweest is van drie beuken, waarvan de
zuidelijkste tot pastorie verbouwd zou zijn.
Dit lijkt evenwel zeer onwaarschijnlijk. Het is
zo dat in 1623 tegen de zuidbeuk de
pastorie werd gebouwd, als het ware over
de oude sacristie heen. Deze pastorie werd
in 1894 weer afgebroken. Op de
fundamenten van de vroegere sacristie
werd in 1962 een consistorie aangebouwd.
Architectonisch vormt deze nieuwe
consistorie met de kerk een goede eenheid.
Het geheel vertoont overgangsvormen van
romaans naar de vroege baksteengotiek.
De vensters en de spitsbogige spaarvelden
in de zuidbeuk, waarin steeds een paar
spitsbogen, hebben gladde dagkanten. De
vensters in de jongere noordbeuk zijn aan
binnen- en buitenzijde met een kraal
geprofileerd. Dat de noordbeuk jonger is
blijkt ook binnen uit de rij spaan/elden,
gevuld met driepassen.
De beide vier traveeën lange beuken
worden binnen gescheiden door zware
pilaren, geplaatst op achtkantige
basementen met een ronde opbouw. De
lage knopkapitelen aan de pilaren, aan drie
pilaren van zandsteen en aan één pilaar
van hardsteen, zijn opvallend en zeer de
moeite waard.
De kerk heeft veel te lijden gehad in de