15
Utrecht. Catharijnekerk en convent, vanuit de pandhof naar het noordwesten gezien.
gearriveerd waar we zijn moeten, in Utrecht
en wel in 't Rijksmuseum het
Catharijneconvent.
Natuurlijk is het niet de bedoeling u eventjes
uit de doeken te doen wat er in dat museum,
dat in 1981 'the Museum of the Year award'
kreeg, te zien is. Een onderscheiding, die
toegekend werd 'omdat hier de hele
geschiedenis van het Christendom verteld
wordt, de kwaliteit van de collectie hoog is
en op een voortreffelijke wijze aan 't publiek
wordt gepresenteerd'.
Utrecht was in de middeleeuwen niet alleen
een belangrijk kerkelijk centrum als
bisschopsstad - Willibrord werd daar in 695
bisschop en stichtte 't eerste kerkje - maar
ook een handelsplaats van belang.
Het kerkenkruis van Sint-Bernulphus
Op verlangen van Keizer Koenraad II werd
in 1027 Bernulphus op de bisschopszetel
verheven. Hij is de bouwer van de Utrechtse
romaanse kerken en was een der eerste
bevorderaars van de kerkelijke kunst in ons
land. Zijn kerkenkruis is beroemd, waarvan
de tussen 1254 en het begin van de 16e
eeuw gebouwde Domkerk, die aan
Sint-Maarten gewijd was, het middelpunt
vormde. Ten noorden daarvan bouwde hij
de Janskerk, waarvan het romaanse koor
later vervangen werd door een groot
gothisch koor. Ten oosten verrezen de
Pieterskerk, ten zuiden de Pauluskerk en
ten westen de in de 19e eeuw jammerlijk
afgebroken Mariakerk. De Pauluskerk was
een abdijkerk, de overigen waren
kapittelkerken, waar dus een college van
kanunniken aan verbonden was. Van de
Mariakerk is de aardige kruisgang nog over
met zuilen met de oude romaanse
teerling-kapitelen en een mooie ziende
houten bekapping. De romaanse Mariakerk
zelf is nog schitterend te zien op een
schilderij van Pieter Saenredam
(1597-1665). Maar niet alleen
slopershanden hebben een aanslag
gedaan op Bernulphus-kerkenkruis, maar
ook een 'zwaar tempeest', een orkaan, die
in 1674 niet alleen het schip van de
Domkerk wegvaagde, maar ook de
westpartij van de Jans- en Pieterskerk
verwoestte.
't Catharijneconvent bewaart een
Evangelieboek, dat de naam
Bernulphus-codex draagt, maar de
toeschrijving is niet zeker. Het is in elk geval
in de elfde eeuw in Zuid-Duitsland gemaakt
en door bisschop Bernulphus (Bernold,
overleden in 1054) naar Utrecht
meegenomen, waar het in de
middel-eeuwen tot de Dom-schat behoorde.
Al vóór de 16e eeuw is 't naar Deventer
overgebracht, waar het handschrift in de
19e eeuw bij de koster van de Lebuïnuskerk
werd aangetroffen, die er in zijn onschuld
samen met twee andere handschriften de
mangelpers van zijn echtgenote mee
verzwaarde.
Het in 1869 opgerichte Sint-Bernulphus
gilde bracht de naam en het streven van
deze bouwende middeleeuwse bisschop
weer tot leven.
Bouwgeschiedenis van het
Catharijneconvent
Het gebouwencomplex het
Catharijneconvent heeft een geschiedenis
van 500 jaar achter de rug, 't is in die
eeuwen vergroot, verbrand en veranderd, 't
Bestaat uit twee gebouwen: het
middeleeuwse klooster en een
grachtenhuis.
In het midden van de 14e eeuw stond daar
ter plaatse al het Sint-Aegten hospitaal, een
gasthuis met zeven bedden. In 1468 kregen
de Carmelieten de terreinen voor de bouw
van hun klooster, waarop nu 't
museumgebouw staat. Deze Carmelieten
waren actief, bouwden de kloosterkerk en
het hoofdgebouw met daarin de
gebruikelijke eetzaal, slaapzaal en keuken
plus de oostelijke en een stukje van de
zuidelijke kloostergang.
Zoals bekend hebben gedurende de hele