13
Wapen van Glymes Bergen.
Markiezenhof, laten we Jans zoon en
opvolger Anthonius van Glymes, de
eerste Markies van Bergen, onbesproken.
We gaan ook voorbij aan diens vrouw,
Jacoba van Croy, die zich na de veel te
vroege dood van haar man in 1542 als
Markiezin liet inhuldigen, waarmee ze de
Brede Raad van Bergen 'in perplexiteyt'
bracht.
We stellen u nu dus de laatste Heer van
Glymes, Jan IV 'de heldhaftige' voor, die in
1550 als Markies werd ingehuldigd. Zijn
politieke loopbaan scheen aanvankelijk
hetzelfde verloop te gaan krijgen als die van
zijn vader. In 1555 werd hij staatsraad, in
1556 ridder van het Gulden Vlies en in 1560
stadhouder van Henegouwen en
gouverneur van Valenchijn (Valenciennes)
Kamerijk en Binche. Tijdens de ziekte van
zijn broer Robert, bisschop van Luik, voerde
hij 't wereldlijk bestuur over dat bisdom.
Deze Jan beschikte ook over alle
kwaliteiten, die vereist zijn voor hoge
bestuurlijke functies: zelfbeheersing, takt,
souplesse en vasthoudendheid. Hij was,
evenals zijn vader en grootvader, geen
bekrompen edelman van het platteland,
noch een houwdegen. Integendeel: hij is
een goede beheerder van zijn domeinen
geweest met een open oog voor de
economische belangen van zijn stad en
gewest. Bedreven in de wapenhandel was
hij ook bereid en in staat nationale waarden
te verdedigen.
't Drama evenwel was, dat hij samen met
een aantal Nederlandse Edelen, zoals
Oranje, Egmont en Hoorne, Montigny,
Mansfeid en Megen tegenover een
kardinaal als Granvelle en een vorst als
Filips II kwam te staan.
Tussen deze koning en Jan IV van Bergen,
hoewel beide katholiek en aristocraat,
gaapte op den duur een niet meer te
overbruggen geestelijke kloof. Want Bergen
begreep, dat Filips als absoluut vorst, in
hem, die bij iedere gelegenheid afschaffing
van de Inquisitie, verzachting van de
Plakkaten tegen de ketters en 't
bijeenroepen van de Staten-Generaal
bepleitte, z'n voornaamste vijand zag. De
Habsburgse vorst, die naar het hieronder
genoemde boek van Barbara Tuchman 'de
Mars der Dwaasheid' tot 't einde toe ging,
verblind door de macht, misleid door pure
domheid, beoordelingsfouten,
hardleersheid en grootheidswaan (de
Armada!), kon door geen enkele mislukking
geschokt worden in zijn geloof in de
wezenlijke voortreffelijkheid van zijn
politiek. Hoewel hem bij vele gelegenheden
redelijke alternatieven geboden werden,
weigerde hij hardnekkig iets van zijn
ervaringen te leren.
Toen Filips II in zijn brieven uit Segovia van
oktober 1565 had bericht geen
veranderingen in de plakkaten tegen de
ketterij te zullen dulden, diende de Markies
van Bergen bij de toenmalige Landvoogdes
Margaretha van Parma een verzoek om
ontslag als stadhouder van Henegouwen in.
Daarbij bepleitte hij, evenals de andere
Nederlandse edelen, een
verdraagzaamheid tegenover
andersdenkenden, die Filips geheel vreemd
was.
Toch liet hij zich overhalen om samen met
Floris van Montmorency, baron van
Montigny (1527-1570) naar Spanje te
vertrekken om daar aan het Hof te Segovia
de zaak der Nederlanden nader toe te
lichten. 'Siet, ick sende u als schapen te
midden der wolven' zegt een spotprent uit
die dagen. En Hooft voegde er later aan toe:
'zij gingen door de kracht van het noodlot'.
'Er schijnt een geheimzinnige fascinatie van
Filips II te zijn uitgegaan', schreef ook de
historicus Prescott later, 'zodat hij de
mensen, die uit redenen van zelfbehoud op
een onmetelijke afstand van hem hadden
moeten blijven, toch in zijn bereik kreeg'.
Om kort te gaan: de beide edelen konden
niets tot stand brengen en kregen,
verbolgen als Filips was over de juist
losgebarsten Beeldenstorm, ook geen
verlof weer naar de Nederlanden terug te
keren. De Montigny werd in 1570 in de
gevangenis van Segovia op bevel van Filips
geworgd. Jan IV ontging dit lot doordat hij al
eerder overleden was. Een wond, vlak voor
zijn vertrek naar Spanje door een kolfbal
veroorzaakt of de nierziekte, die hem al
eerder belaagd had, maakte op 21 mei
1567 in den vreemde een eind aan zijn
korte (39) leven. Omdat zijn huwelijk met
Maria de Lannoy, voltrokken op 9 juli 1550,
kinderloos gebleven was, vond mèt hem het
Huis van Glymes een tragisch maar
roemvol einde.
De Spaanse regering ging na zijn dood
zover hem op grond van majesteitsschennis
te veroordelen. De markgrafelijke
bezittingen werden daarom op 22
december 1567 door de Spaanse koning in
beslag genomen, hoewel Jan zijn nicht
Margaretha de Merode als erfgename van
zijn landen had aangewezen. Tenslotte
confiskeerde Alva, op bevel van Filips, de
hele nalatenschap en roofde het
Markiezenhof leeg. Met de inventaris ervan
zou men nu een volledig museum kunnen
vullen. Minstens 60 grotere en kleinere
gobelins, talloze boeken en kostbare
schilderijen, een beroemd gouden tableau
met de portretten van de Markies en
Markiezin werden op boeldagen in
Antwerpen verkocht en naar alle
windstreken verstrooid.
Later, na de verdrijving van de Spanjaarden
(omstreeks 1577) is het Markiezaat
teruggegeven aan de rechthebbende
Markiezen van Bergen.
Bouwgeschiedenis van het
Markiezenhof
Voor de bouw van het Markiezenhof aan de
Steenbergsestraat, vanaf 1495 onder
leiding van Anthonis Keldermans geholpen
door z'n zoon Rombout ondernomen en
vanaf 1963 door architect Canneman met
authentieke materialen gerestaureerd, is
gebruik gemaakt van enkele oudere
gedeelten. De langgerekte voorgevel
(west-kant) dateert uit twee perioden, die
vrij kort op elkaar gevolgd moeten zijn. Aan