1 7
kleine gemeenschap een orde op in een
woest gebied, Ctteaux geheten, ten zuiden
van Dijon in Frankrijk. De stichting van de
orde van Cisterciënzers, welbewust in een
verlaten streek, was een feit.
Cïteaux zondert zich radicaal van de wereld
af, zegt de bekende historicus Duby. 'De
abdijen worden gevestigd in de woestenij,
zonder deur, als een naar binnen gekeerde
werelderomheen ligt een brede strook
braak land, om de woelige wereld op een
veilige afstand te houden'. Het geestelijke
en het lichamelijke gaat bij deze orde hand
in hand. Duby: 'Ongemerkt wordt de
cisterciënzer samenleving echter zelf
meegesleept in de stroming die, gezien de
toenemende successen op
landbouwgebied gedurende het tweede
kwart van de 12e eeuw, meer waarde gaat
toekennen aan het lichamelijke. Aan de
rand van de open plekken in de bossen die
zij eigenhandig uitbreiden, storten de
monniken zich met blote handen, zoals de
landontginners, de handwerkslieden en de
handelaars, op de door de natuur gegeven
materie om haar te bewerken. Dat maakte
voor hen de verleiding om een leven als
engelen te leiden minder groot. In de
cisterciënzerkloosters wordt de meditatie
toegespitst op het mysterie van de
onverbrekelijke band die geest en lichaam
verbindt, de vleesgeworden geest. De
onontkoombare lichamelijke kant van het
menselijk bestaan wordt hier niet meer
ontkend, zoals in Cluny. Ctteaux aanvaardt
het menselijk bestaan in zijn geheel en als
zodanig'. Met inbegrip van de klassen in
deze samenleving.
De centrale figuur in de samenleving van de
Cisterciënzers was Bernard van Clairvaux
(1091 -1153). Deze jonge bourgondische
ridder trad op jonge leeftijd tot de orde toe
en zijn invloed was zo groot, dat hij reeds op
vierentwintigjarige leeftijd werd verkoren tot
abt van het dochterklooster Clairvaux, dat
geheel volgens de leer in een woeste streek
werd gesticht. Bernard was een askeet, die
zijn lichaam ondermijnde door een strenge
onthouding. Hij werd op de been gehouden
door zijn felle geestkracht. Ongeëvenaard
waren zijn kwaliteiten als redenaar die een
uiting vonden in zijn preken. Zijn eenvoud
drukte een stempel op de leefwijze van de
bewoners van de abdij Clairvaux. Toen de
paus eens een bezoek bracht aan de abdij
werden hij en zijn gevolg zonder enig
vertoon ontvangen. De biograaf van
Bernard meldt: 'In de kerk zag de Romein
(de paus en gevolg) niets wat hij kon
begeren; geen sieraad trof hun blik, in het
bedehuis zagen zij enkel naakte wanden'.
Toch bleef, volgens Duby, Bernard zijn
aristocratisch vooroordeel behouden. Er
was groot onderscheid tussen de
koormonniken en de lekebroeders. De
lekebroeders moesten in de abdijen via
aparte gangen (ruelles) naar hun
Het huidige interieur van de Hervormde kerk.
vertrekken. 'In de abdijen zijn de
koormonniken, die adellijke zonen
weliswaar aan het ontbossen en het
oogsten geslagen, maar dat was om
zichzelf te vernederen. De handenarbeid,
daarvan zijn zij vast overtuigd, blijft echter
de taak van de dorpsbewoners, voor wie zij
grote minachting hebben, met name voor
die boerenzonen, de lekebroeders, die zij
aan zij met hen werken, en die zij hun
broeders noemen, maar met wie zij niet
werkelijk het bestaan kunnen delen. Zij
houden hen op een afstand en brengen hen
onder in aparte afdelingen, omdat zij niet
van hoge geboorte zijn' (Duby, De drie
orden, p. 260).
Eén van de markante voorbeelden van de
werkzaamheden van de Cisterciënzers op
het gebied van het tegenwoordige Zeeland
vinden we terug in de Ned. Hervormde kerk
van Kloosterzande, de vroegere kapel van
de uithof van de abdij Duinen bij Koksijde in
de Vlaamse kustvlakte. De kapel is van het
midden van de 13e eeuw en het
Kunstreisboek vermeldt, dat het koor een
goed voorbeeld is van de cisterciënzer
bouwwijze, met de daarvoor karakteristieke
rechte sluiting, de groepering van de
vensters in de sluitmuur, de kraalprofielen
om de vensters en de geprofileerde lijst die
om de vensterbogen heen loopt. De abdij
Ter Duinen had in 1138 op instigatie van
Bernard van Clairvaux als eerste Vlaamse
abdij de regel van Cïteaux aangenomen. De
Vlaamse Cisterciënzers trekken al in de
jaren tachtig van de 12e eeuw naar
Zuidbevelands gebied en in 1190 vinden we
Ter Duinen in Hulsterambacht waar kort na
1200 een kapel en de uithof Zande - het hof
te Zande - tot stand komen: het begin van