19 de nederzetting Kloosterzande. Het 'bidden en werken' waarvan de Cisterciënzers waren doordrongen blijkt duidelijk uit de expansie van de abdij Ter Duinen. Gold in het prille begin van de kloostergemeenschap nog dat de uithoven slechts een dagreis van de abdij mochten liggen, driekwart eeuw later was deze regel ai verleden tijd. Trouwens bij Lissewege (dicht bij het latere Zeebrugge) was er in 1174 (of 1175) een dochterabdij gesticht: de cisterciënzerabdij Ter Doest. Wat de goederen op Zuid-Beveland betreft was het Ter Doest dat in 1187 Krabbendijke verwierf, terwijl een jaar eerder Ter Duinen land op Rilland in cijns nam en waarvan het kort daarop ook de heerlijke rechten verwierf. Het staat alles uitvoerig beschreven in de dissertatie van Dekker, die opmerkt: 'Zowel de abdij Ter Duinen met haar verworven reputatie inzake ontginning en bedijking, als de abdij Ter Doest, pas gesticht en vrijwel nog onbekend, traden door de verwerving van de Zuidbevelandse goederen voor het eerst in het groot op buiten hun eigen streek. In het groot, dit moet er wel bij, want reeds eerder hadden zij enkele kleine bezittingen buiten het graafschap Vlaanderen'. De kapel van Kloosterzande is niet het enige monumentale overblijfsel van de Cisterciënzers in oostelijk Zeeuws-Vlaanderen. In Hulst vindt men nog de restanten van de refugia (refugium toevluchtsoord) van verschillende abdijen van de Cisterciënzers, die sinds 1200 een uitgestrekt grondbezit in Hulsterambacht bezaten. De abdij Ter Duinen bezat in de 14e eeuw een toevluchtsoord, eerst in de Potterstraat, sinds 1574 in de Steenstraat. In deze straat bezat de abdij van Cambron eveneens een refugium, terwijl die van Boudeloo een toevluchtsoord achter het stadhuis had, dat een groot oppervlak van het zuidelijk stadsdeel uitmaakte. De gegevens over het grootgrondbezit van de Cisterciënzerabdijen vindt men in het laatste werk van dr. M.K.E. Gottschalk: De Vier Ambachten en het Land van Saeftinge in de Middeleeuwen. Hulsterambacht wordt door de stormramp van 1214 zwaar getroffen. Landerijen waren overstroomd en grenzen uitgewist. De Cisterciënzers doen hun bekendheid op het gebied van landaanwinning en herwinning van overstroomde gronden eer aan. Naast Ter Duinen treden drie abdijen van dezelfde orde op: Ter Doest, Boudelo en Cambron. Deze drie abdijen stichtten in dit gebied uithoven (in het latijn is uithof een grangia of curtis) en wel te Grouw (Ter Doest), Lamswaarde (Boudelo) en Stoppeldijk (Cambron). De uithoven en het al eerder genoemde Hof te Zande vormden de operatiebasis van waaruit de herwinning van de overstroomde gronden ter hand Het vroegere refugium (toevluchtsoord) van de abdij Ter Duinen, Steenstraat te Hulst. werd genomen. Gedurende de 13e eeuw maken de Cisterciënzers een tijdperk van bloei door. Na 1300 lezen we voortdurend over oorlogen, pestepidemieën en stormvloeden. Mocht het de bewoners van de uithoven te heet of te nat onder de voeten worden, dan konden zij hun toevlucht zoeken binnen de muren van Hulst. Het is thans een genot in het centrum van oostelijk Zeeuws-Vlaanderen te vertoeven, kreken en dijken bieden daar de bezoeker veel. Namen van dijken herinneren aan vroegere abdijen. Op Zuid-Beveland herinnert Dekker ons telkens aan de grote prestaties op het gebied van de waterstaatkunde. De afdamming van de Hinkele bij Krabbendijke, waar de monniken van Ter Doest twee uithoven bezaten: Westhof en Oosthof, is

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1986 | | pagina 19