7
Schets van grafmonument door prof.dr. C.A. van Swigchem.
omstandigheden van allerlei aard kon het
grafmonument als sluitstuk van de artistieke
uitrusting van de Koorkerk pas in de jaren
1542-1546 worden uitgevoerd. Om het
wandgraf, dat met het meer bescheiden
gedenkteken van gravin Ada een
omvangrijk ensemble vormde, te
visualiseren is mevrouw Dhanens gaan
vergelijken met andere gedenktekens die
een soortgelijke architectonische structuur
hebben. 'Men mag zich de compositie van
het wandgraf enigszins voorstellen met een
solide basis van voetstukken en plinten, aan
weerszijden de sprekende verticale
elementen als zuilen en/of pilasters, een
horizontaal balkgestel, een boogveld en
een bekroning, waarop en waartussen de
gebeeldhouwde figuren, de heraldische en
decoratieve elementen, hun plaats vonden'.
Prof.dr. C.A. van Swigchem heeft voor de
studie van mevrouw Dhanens een
ideeënschets bijgedragen, die een
belangrijke ondersteuning voor de
visualisering vormt. Het grafmonument van
Willem en Elisabeth bevond zich aan de
zuidkant tegen de muur. Er was kostbaar
materiaal in verwerkt: albast, jaspis
(gespikkeld marmer), jais (git-zwart
marmer) en verguldsel dat wel overdadig
zal zijn toegepast. De beschrijver van 1559
vermeldt dat de manlijke figuur een
keizerlijke waardigheid uitdrukte en dat zijn
kroon een keizerlijke beugelkroon was
'zoals die toen voor een voorstelling van
keizer Karei gebruikelijk was'. De plaat met
het opschrift bevond zich onder de
sarcofaag als blikvanger ter hoogte van het
oog van de bezoeker. Twee allegorische
figuren de Rechtvaardigheid en de Vrede
hielden de plaat op. Stuk voor stuk worden
dan de bekroning, de wapendragers, het
timpaan, de zeven deugden, de putti met
wapenschilden, het heraldisch programma
en de epitaaf van gravin Ada beschreven.
Het rijk versierde wandgraf waarvan de
vorstelijke figuren op het altaar uitkeken
heeft maar een kwart eeuw bestaan. In de
nacht van 24 op 25 januari 1568 sloeg het
hemelvuur in de Lange Jan. De brandende
spits kwam terecht op de houten gewelven
van de Koorkerk waardoor de kerk bijna
geheel uitbrandde. Verloren gingen het
retabel van Gossaert, het fraaie
koorgestoelte en de wapenschilden van het
Gulden Vlies. Het weinige dat van het fraaie
wandgraf van Willem II overbleef werd in
1603 opgeruimd toen de Koorkerk voor de
Gereformeerde eredienst in gebruik werd
genomen. Toen ook werd de vijfzijdige
koorsluiting als consistoriekamer ingericht.
Het voornemen van het stadsbestuur een
nieuw grafmonument voor Willem II te
maken, die zoveel voor de stad had
gedaan, is nooit tot uitvoering gekomen.
Mr. Lambrechtsen van Ritthem heeft, toen
hij het in 1817 teruggevonden nisgraf
toesclreef aan Willem II, zich vergist. Een
vergissing die tot de dag van vandaag heeft
standgehouden. Mevrouw Dhanens heeft
door de vondst van de beschrijving van
1559 in haar uitvoerige studie duidelijk
aangetoond dat hetgeen ons de
oorlogstoestand van mei 1940 heeft
overgelaten de tombe is van Floris de
Voogd. De tombe heeft niet het gedeelde
wapen van Willem, het graf heeft verder
geen koninklijk of keizerlijk teken en het is
duidelijk middeleeuws.
Kortom niets van de pracht van het
renaissancistische monument van Willem II.
Mevrouw Dhanens laat zien dat de
monumenten in de Koorkerk 'een
belangrijke plaats hebben ingenomen in de
ontwikkeling van de Nederlandse
beeldhouwkunst, meer bepaald in die van
het met beeldhouwwerken versierde
grafmonument. En men mag gerust stellen
dat de kunst van Cornelis Floris erdoor
beïnvloed is geweest. Het kortstondig
bestaan van de Middelburgse kunstwerken
en hun onbekendheid in de
kunstgeschiedenis hebben tot heden
verhinderd dat in te zien'.
Bronnen:
E. Dhanens. Het graf van rooms-koning Willem II en de rol
van Jan Gossaert in de wederuitrusting van de Koorkerk te
Middelburg in Zeeland, Academiae Analecta.
Mededelingen van de Koninklijke Academie voor
Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België,
Klasse der Schone Kunsten, jaargang 46,1985 nr. 1
Paleis der Academiën, Brussel.