9
de Heer van Breda, ofschoon hij met diens
dochter, Beatrix van Polanen, getrouwd
was. In de 15e eeuw maakte de Hertog van
Bourgondië, Philips de Goede, een eind
aan de haast permanente
concurrentie-strijd tussen de gewesten van
de Nederlanden; hij verwierf tenslotte
Henegouwen, Holland en Zeeland en ook
Brabant.
Op dat moment zette het Huis van Bergen
een beslissende stap en ging een nationale
rol spelen vanwege de belangrijke positie
die het aan het Hof van de Hertogen van
Bourgondië ging innemen. In een tijd,
gekenmerkt door talloze politieke intriges,
bovendien door een totaal gebrek aan trouw
en eerlijkheid, hebben de Heren van
Bergen, in 1533 tot Markiezen verheven, de
Huizen van Bourgondië en Habsburg
gediend, totdat de grootste stijfkop van alle
vorsten, die ooit bestaan heeft, namelijk
Filips II dit Jan IV van Glymes onmogelijk
maakte. Aan het Hof van Bourgondië
hebben de Heren van Bergen altijd de
pro-Engelse partij vertegenwoordigd,
waarmee ze het belang van hun
handelsstad ook in hoge mate hebben
bevorderd.
Nadat Jan I van Glymes op 3 april 1419 als
Heer van Bergen op Zoom ingehuldigd was,
werd hij in 1422 tot drost van Brabant
benoemd. Onder 't gebruikelijke
wapengekletter stierf hij in 1427 en werd
doorzijn zoon Jan II (1417-1494)
opgevolgd, die als 'Jan metten lippen' de
geschiedenis is ingegaan, 't Was een
edelman, door Chastellain, de
geschiedschrijver van de Bourgondiërs, 'un
puissant baron de Brabant' genoemd en
van wie men later zei, dat 'rechtvaardigheid
zijn kleed was en ridderlijkheid zijn mantel'.
Na studie aan de in 1426 in Leuven
gestichte Universiteit werd hij, zoals in die
tijd gebruikelijk was, page aan 't
Bourgondische Hof. Op 1 maart 1440
ingehuldigd als Heer van Bergen, bestuurde
hij een stad met 1.119 houten huizen en
5.500 inwoners. Een onweer, dat in
augustus 1444 boven Bergen losbarstte,
deed de kerk, 't grootste deel der huizen
plus het gasthuis in vlammen opgaan. Toen
kwam Philips de Goede te hulp, die de stad
vrijdom van tol door heel Holland en
Zeeland schonk, wat o.a. de aanvoer van
bouwmaterialen goedkoper maakte en de
handel van de Bergenaren in Holland en
Zeeland bevorderde. Bovendien gaf Philips
aan Bergen op Zoom voor drie jaar
kwijtschelding van belasting en maakte van
de stad een vrijmarktplaats. In constante
concurrentie met Antwerpen, brachten
Engelse kooplieden daar al gauw hun
lakens, garens en linnen naar toe; er werd
ook handel gedreven met kooplui uit
Keulen, die hars aanvoerden en met de
Hanze-steden, Aardewerk, koren, haring,
ajuinzaad en meekrap waren ook
belangrijke artikelen, voor 't grootste deel
aangevoerd uit de Zeelanden.
Dankzij 'Jan metten lippen' was er in heel
West-Brabant geen bloeiender weekmarkt.
Dat bracht ook de komst met zich mee van
vele Lombarden of 'tafelhouders', wier
voorrechten Jan op den duur moest
beknotten, omdat ze een rente van 50%
vroegen. Om hun bedrijf toch te mogen
uitoefenen moesten ze aan de Heer van
Bergen '200 Rijnsche guldenen' betalen,
die 'mijn lieve Heer van Berghen gegheven
heeft der fabriken der kerken van Berghen',
waarmee het zondige geld een goede
bestemming kreeg. In die tijd was Everaart
Spoorwater uit Antwerpen bezig met de
Westgevel, hoofdingang en toren van het Markiezenhof.