13 mochten ze na 1574 blijven, terwijl andere geestelijken, monniken en nonnen incluis, gedwongen werden terstond te vertrekken. Zo iets ziet men op dit ondermaanse meer gebeuren. Er was in Middelburg ook een Cellebroedershof. een deel van het Begijnhof. De huizen daar waren eigendom van het Gasthuis en waren voor de Cellebroeders bestemd, die daar moesten verplegen. Dat waren echter lieden, bij wie de vroegere religieuze intentie totaal ontbrak. Benoemd door de Regenten van het Gasthuis veroorzaakten deze Broeders vaak last door hun niet bepaald ingetogen levenswandel. HetSimpelhuys 't Convent van de échte Cellebroeders lag aan de tegenwoordige Simpelhuisstraat. Van het oude klooster, dat in 1611 geheel voor de verzorging van krankzinnigen en waarschijnlijk ook zwakzinnigen ingericht werd en dat tot 1812 als zodanig functioneerde, is alleen de kapel nog over. Resten ervan zijn nog te vinden in 't tegen die kapel aangebouwde huis, dat later als 'Soephuis' dienst deed. 't Bestond in de 17e eeuw nog uit een reeks gebouwen, die aan drie kanten om een binnenplaats gegroepeerd waren. Op dit terrein staan nu aan de fantasie ontsproten redelijk passende bouwsels, waarin b.v. opgenomen de Bloemenhal van de heer André. Het Soephuis In 't begin van de 19e eeuw reorganiseerden de Franse bezetters hier te lande bijkans alles, zo ook de Godshuizen. Doordat zij door hun oorlogen de handel hadden gefnuikt en bovendien danig huisgehouden hadden onder de vermogens, was 't na hun vertrek uit de stad 'armoe troef'. Vandaar, in 1816, de inrichting van het al genoemde Soephuis, dat in 1846 nog uitgebreid werd. Een memorie-steen in de muurgetuigt hiervan: 'Daniël Jacques de Superville Overleden den 18 September 1846 Ten behoeve zijner verarmde stadgenooten'. Waalse gemeente daar een goed onderkomen. Thans gebruiken de Hervormden 't charmante kapelletje, dat in 1955 gerestaureerd werd. als trouwkerk en voor avonddiensten. Het is een eenvoudig gebouw van kloostermoppen en speksteenlagen met een 3/8 koorsluiting. Blokken natuursteen omgeven de vijf grote gothische ramen, die, volgens een gravure inde Cronijk van Smallegange, in de 17e eeuw voor het grootste deel waren dichtgemetseld. Toen is waarschijnlijk ook de oorspronkelijke korfboogvormige ingang dicht gemaakt en werd deze verplaatst naar een poortje aan de koorkant van de kapel. Bovendien werd er een gebouwtje tegen de meest oostelijke koorsluiting gezet, waarbij het middelste koorraam het loodje legde. Een en ander kan in verband staan met de inrichting van de kapel tot tapijtweverijTijdens de laatste restauratie werd alles in de vroegere toestand teruggebracht. De ingang wordt nu dus weer gesierd door een natuurstenen boog, waarboven de waterlijst rechthoekig omloopt: daarboven is een dichtgezet driedelig venster te zien, dat door een kielboog met kruisbloem wordt bekroond. In het koor bevinden zich twee tweedelige ramen met een tracering van natuursteen, laat gothisch. In de zuidelijke muur van de kapel zijn drie driedelige ramen te zien met variabel traceerwerk. 't Gebouwtje wordt geheel door leiën in Maasdekking gedekt. De tapijtweverij van Jan de Maecht Voordat we de kerk binnengaan richten we eerst onze aandacht op de tapijtwevers Jan Interieur van de kapel naar het oosten met 17e eeuwse preekstoel, avondmaalstafel, voorlezersbankje en mysterieusluikje. Later is dit Soephuis een woning geworden. Als ingang doet ook nu nog een zware houten deur dienst met een van tralies voorzien kijkvenster. De smeedijzeren slotplaat heeft de vorm van een burcht. De Cellebroederskapel of Engelse kerk De kapel dateert uit de 15e eeuw en is na de Reformatie een tijdlang het atelier geweest van de tapijtwever Jan de Maecht, we zullen u daar aanstonds over berichten .Van 1629-1921 ging de Engelse gemeente hier ter kerke, na de brand van 1940 vond de

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1986 | | pagina 13