In het land
van Pallieter
P.S.J. BEEKHOF-KOOLE
'Mystiek en zinnelijkheid mengelen zich in
Lier bijeen en meer dan ergens anders voelt
men hier dit verdeelde hart: de herberg
nevens de kerk: het heimwee naar den
Hemelen een dronk op het leven'.
'Alle huizen in de stad waren bevlagd en de
beiaard van de Sint Gummarus toren
rammelde volksliekes over de daken,
waarboven duiven toerdenEr wandelden
reeds venten met ballonnekens en wat
verder klopte een Italiaansche orgel'.
Met deze zinnen begint de Vlaamse schrijver
Felix Timmermans (1886-1947) het
hoofdstuk 'Kermismorgend' in zijn
beroemde boek'Pallieter', dat één grote
verheerlijking van de levenslust is. De dag
was zomooi begonnen, devoot zelfs, met
een processie, waarbij een blauw
geschilderd Lievevrouwken, eens uit
Holland langs de baren der zee te Lier
aangespoeld, werd rondgedragen. En die
tenslotte door Chariot en Pallieter, omringd
door vele gasten, werd voortgezet met een
overdadige maaltijd en de daarbij behorende
boerse lol. Na zeventig jaar staat dit
ijzersterke verhaal nog kaarsrecht overeind
en levert de lezer leut op.
Lier dus, de plaats waar de kleine en de grote
Nete samenvloeien en waar Gummarus in
de achtste eeuw een kluis bouwde.
Gummarus, die eens aan 't Hof van Pepijn III
verbleef en toen met Gwinmaria in 't huwelijk
trad; die zijn koning acht jaar diende en met
hem op krijgstocht ging; die zich daarna uit
de wereld terugtrok. 'Zijn heilig leven', zo laat
Prof. Timmers ons weten, 'werd door talrijke
wonderen verheerlijkt. Zo hielp hij van dorst
versmachtende maaiers door een bron te
doen ontspringen'. Een legende verhaalt
ook hoe hij een tegen de wil van een boer
omgehakte eikeboom, door deze op de
breuklijn met zijn cingel te omgorden, weer
tot nieuw leven wekte. Zoals meerdere
malen waterbronnen en levensbomen in de
nabijheid van heiligen opborrelen en
omhoog schieten.
Vandaar dat Gummarus als krijgsoverste
wordt voorgesteld, terwijl bij zijn voet een
bron ontspringt en achter hem een boom
staat.
Wij waren met onze donateurs op de
mooiste dag van het jaar in Lier, een
bekoorlijk Vlaams stadje in de Kempen, dat
in 1212 van Hendrik I stadsrechten kreeg en
toen omgeven werd met een aarden
omwalling waarin vijf stadspoorten. In dit
toverachtige stadje is veel te zien: 't uit 1369
door Hendrik Mijs uit Mechelen gebouwde
Belfort van witte zandsteen, in 1411
bekroond met een slanke lantaarnspil en vier
hoektorentjes: een koperen comeet doet
dienst als windwijzer. 'tTussen 1740-1744
door Jan Pieter Baurscheit Jr. gebouwde
rococo Stadhuis, een bouwmeester, die ook
op Walcheren z'n visitekaartje achterliet,
waaraan de Duitse Wehrmacht in de
onzalige Mei-dagen van 1940 geen
boodschap had, om van enig mededogen
maar helemaal te zwijgen. Dat hebben wij
zelf anno 1986 overigens ook niet, gezien de
recente, rampzalige afbraak van het van
Dishoeckhuis te Vlissingen! Daarnaast de
Gothische Sint Jacobs kapel uit 1383, ook
Stadhuis te Lier. door J.P. Baurscheit Jr. van 1740-1744 gebouwd.
Toren van de Sint Gummarus kerk te Lier Op de achtergrond het Belfort.