17
met Zeeland. Biervliet lag strategisch zeer
gunstig nl. in het noordelijkste deel van het
graafschap Vlaanderen tegenover het
toenmalige Zeeland.
Biervliet, dat nog verschillende andere
voorrechten verkreeg, kwam al spoedig tot
bloei. De belangrijkste bronnen van
inkomsten waren handel, zeinering
(zoutwinning), haringvisserij en -bewerking
en lakennijverheid. Kooplieden uit alle
windstreken kwamen hier hun koopwaren
verhandelen. Biervliet deed voor haar
achterland en vooral voor de stad Gent
dienst als doorvoerhaven.
Biervliet, dat in de 13e en 14e eeuw zijn
grootste bloei had, moet een vrij omvangrijke
stad zijn geweest. Ze was voorzien van een
wal met dubbele grachten en vier poorten te
weten de Westpoort, de Oostpoort
(Calcpoort), de Brielpoort en een Waterpoort
aan de haven. Buiten de wallen lag een
kasteel waar o.a. in 1290 Floris V gevangen
gezeten heeft. De in bronnen vermelde
Gevangentoren is een restant van dit
kasteel.
De geschiedenis van Biervliet is een
voortdurende strijd tegen de zee geweest. In
1375 werd het land ten oosten en ten zuiden
van de stad weggeslagen. Hierwas nl. een
ondiepe kom ontstaan door de ontginning
van hetdaargelegen uitgestrekte
veengebied. Het veen diende als grondstof
voor de zeinering, een zeer belangrijke
nijverheid in Biervliet waarvan het
hoogtepunt in de 14e eeuw lag. In 1422/23
werd te Biervliet nog ca. 9 miljoen kg zout
geproduceerd waarvan ca. 92% werd
geëxporteerd. Het sociaal en politiek belang
van de zoutziederij voor Biervliet blijkt uit het
feit dat in de eerste helft van de 15e eeuw het
merendeel van de schepenen van het
stadsbestuur zoutzieder was.
In 1404 teisterde een zware stormvloed het
gebied, als gevolg daarvan kwam Biervliet
op een eilandje te liggen. Door de constante
aanvallen van de zee verkeerde de stad
voortdurend in geldnood. In 1516 was zij
daardoor zelfs gedwongen zich in
'sconincshanden' te stellen dat wil zeggen
de stad gaf haar zelfstandigheid prijs en
werd vanaf dat moment financieel beheerd
van overheidswege.
Kerkelijk behoorde Biervliet tot het bisdom
Utrecht. De St. Baafsabdij uit Gent had het
patronaatsrecht over de parochiekerken van
Biervliet nl. de Mariakerk, gesticht rond
1200, en gelegen in het zuiden van de stad
en de St. Nicolaaskerk, gesticht rond 1250,
die in het noorden van de stad stond. Tussen
de geestelijken der beide kerken kwam vaak
wrijving voor omdat ze verschillende
gemeenschappelijke goederen bezaten o.a.
een jaarlijkse rente die de stad aan beide
kerken moest afstaan uit de opbrengst van
de tol. De pastoor van de Mariakerk ontving
dit geld uit handen van de tollenaar en moest
een deel aan de pastoor van de St.
Nicolaaskerk afstaan. Dit gebeurde niet
altijd.
De Mariakerk bezat verschillende
kapelanieën. Zo stichtte Lisebette Beukels
en haar zoon Willem en dochter Adelise in
1308 een kapelanie waaraan opbrengsten
van renten verbonden waren. De
familienaam Beukels kwam vaker in Biervliet
voor. Zo werd in 1392 wederom een Willem
Beukels genoemd, waarschijnlijk een
gegoed man. Zijn zoon Pieter was in 1404
schepen van Biervliet en eigenaar van 12
schouwen (zoutpannen). Een zoutpan
vertegenwoordigde een kapitaal van
ongeveer 30 a 40 pond parisis wat in die tijd,
met een geringe geldvoorraad en
omloopsnelheid een behoorlijk bedrag
betekende. In een acte van 1433 was er
sprake van een Pieter Beukels, Willemszoon
die aan de Mariakerk een zilveren, aan de
binnenkant vergulde kelk, voor de Mis
schonk onder voorwaarde dat de
geestelijken jaarlijks een Mis voor hemzelf,
en zijn vader (waarschijnlijk in 1397
overleden), zijn moeder, zijn eerste vrouw en
zijn tweede vrouw zouden opdragen. Bij de
naam Willem Beukels denkt een ieder direct
aan de uitvinder van het haringkaken. De
uitvinding bestond eruit dat voor het eerst
Noordzee-haring op zee, volgens een
bepaald procédé in tonnen werd gedaan.
Waarschijnlijk is de stuurman visser en
kaper Willem Beukels uit Hughevliet
(bekend uit o.a. een stuk van 1391een van
de eersten geweest die dit gedaan heeft.
Hughevliet was een vissersplaats in de
nabijheid van Biervliet die in 1404 is
verdronken. Rond 1400 vormden de
vissersbedrijven van Hughevliet en Biervliet
een geheel. Hun vloot bestond uit 10 a 12
boten die Biervliet tot thuishaven hadden
Door naamsverwarring en de nauwe
betrekkingen tussen Biervliet en Hughevliet
is volgens de legende de uitvinder van het
haringkaken in 1397 overleden en begraven
in de Mariakerk. Volgens de Gentse
kroniekschrijver Marcus van Vaernewijck
heeft Karei V met zijn beide zusters op 3
augustus 1556 het graf van Willems Beukels
bezocht. Van deze gebeurtenis bestaat een
schilderij van de Amsterdamse schilder
Calisch. Of Karei V werkelijk het graf van
Willem Beukels heeft bezocht is niet
duidelijk. Uit de stadsrekeningen blijkt dat de
zusters van Karei V een nacht in Biervliet zijn
geweest. Of Karei V er zelf ook was wordt
niet vermeld, wel dat er saluutschoten zijn
gelost toen hij langs Biervliet voer. De
legende van Willem Beukels wordt te
Biervliet bewaard en is zichtbaar in een
gebrandschilderd raam uit 1661 in de N.H.
kerk.
De St. Nicolaaskerk wist midden 15e eeuw
van de paus het privilege te verkrijgen dat op
de octaaf van Aswoensdag en
Hemelvaartsdag een aflaat mocht worden
verleend. Er moesten vele reizen en
daarmede onkosten worden gemaakt
voordat men toestemming had dat in
Vlaanderen, Holland, Brabant, Zeeland,
Gelderland en Keulen over de aflaat van
Biervliet mocht worden gepredikt. De
Detail van een kaart van Pieter van der Beke uit 1538 waaruit de strategische ligging van het in 1404 ontstane eiland Biervliet
blijkt.