r- 'V m3KWgra 18 k AAR TE DER OUr g, STAPT BIERVLIET %*-- V« C- LEYK1! SOUTH W" <^4 Vl Vf ï«'v - A - \t i wv - - X'/r 'hiï't W- Ol.JïKfl, js\ <w. V R I K,/R VI.YRT a Kaart van de oude stad Biervliet en het fort, vervaardigd door W.T. Hattinga in 1745 naar een kaart van J. Christiaansen. De erven St. Nicolaaskerkhof, 't Vrouwenhof (Mariakerkhof) en het Emmaüsklooster zijn duidelijk te zien. DeGevangentoren, gelegen op de slikken is een restant van het vroegere kasteel (foto: les Lamain). bisschop van Utrecht wilde aanvankelijk hiertoe geen toestemming verlenen. Om de gemaakte kosten te dekken werden door de stadsregering lijfrenten en tonharing verkocht. In 1447 en 1448 bleek de stad forse inkomsten te hebben vanwege de aflaat. Daarna leest men er niets meer over, zodat Biervliet niet tot een bedevaartsplaats is uitgegroeid zoals men gehoopt had. Een belangrijk onderdeel van het middeleeuwse kerkelijke leven werd gevormd door de 'ommegangen'. De ommegang was een typische uiting van het Vlaamse volkslevenHet was een wonderlijke combinatie van religieuze en profane voorstellingen. Uit de plechtige processie met gezongen litanieën ontwikkelden zich in het laatste kwart van de 14e eeuw optochten met beelden, praalwagens en allegorische groepen. In het 15e eeuwse Biervliet werden er jaarlijks 3 ommegangen gehouden te weten de kruis-, de sacraments- en de onze lieve vrouweommegang. In de kruisommegang werden er door gezellen van de 'rethorycke' de 'verrisenisse' gespeeld. Het stadsbestuur nam de kosten voor muzikanten en toneelspelers voor zijn rekening. Andere geestelijke instellingen te Biervliet waren nog o.a. een begijnhof, eerste vermelding 1293; een leprozerie ten noordwesten van de stad; het St. Jansgasthuis reeds in 1288 genoemd; en het Emmaüsklooster gelegen bij de Mariakerk. Het nieuwe' Biervliet In 1570 werd het eiland van Biervliet geteisterd door de Allerheiligenvloed. Verschillende polders liepen onder, in de stadswal werden bressen geslagen en het waterstand tot aan de Mariakerk. Het herstel vergde enorme bedragen die ver uitgingen boven het bedrag dat de ontvanger-generaal in Vlaanderen beschikbaar stelde. Biervliet diende daarom een verzoek in bij de Raad van Vlaanderen om de achterliggende parochies mee te laten contribueren omdat Biervliet immers een bolwerk in de zee vormde ter bescherming van het achterland. De Raad van Vlaanderen bepaalde dat elf achterliggende parochies een lening moesten verstrekken. Deze werd in 1572 uitbetaald. Inmiddels steeg door de oorlogstroebelen de spanning in het kustgebied. In 1572/73 vertrokken het stadsbestuur en vele ingezetenen van Biervliet naar Vlaanderen. Op eerste Paasdag 1573 arriveerden Geuzen vanuit Vlissingen te Biervliet, maar zij trokken vrijwel directweerverder. Zij kwamen echter regelmatig terug en waren heer en meester op het eiland, dat een troosteloze aanblik geboden moet hebben: vele inwoners vertrokken, het vee verdwenen en de akkers onbebouwd. De Geuzen, die sinds 1575 een garnizoen in Biervliet hadden liggen, verkregen in 1576 enkele privileges van de Prins van Oranje. Na de Pacificatie van Gent trokken de Geuzen zich terug. Geld voor herstel en onderhoud van de dijken kwam slechts moeizaam los van de (Spaanse) overheid. De notabelen (drie schepenen waren inmiddels weer in Biervliet teruggekeerd) en inwoners van Biervliet dienden dan ook in november 1579 te Gent een verzoekschrift in om de kerkelijke goederen van beide kerken, die door de priesters waren verlaten, te mogen verkopen en de opbrengst te gebruiken voor de dijken. Dit werd toegestaan. De Mariakerk en het Emmaüsklooster zijn vermoedelijk tijdens de bezetting door de Walcherse troepen verwoest. In de rekening van de ontvanger van Biervliet van 1581 werden nl.de inkomsten van de verkoop van de stenen van de Mariakerk en het klooster ten behoeve van de zeeweringen verantwoord. De religieuzen van het Emmaüsklooster zijn waarschijnlijk reeds in 1570 naar Middelburg gevlucht. In 1583 wist Parma Vlaanderen, behalve Biervliet, Terneuzen en Sluis, te veroveren. Vanuit het zuiden werden door de Spanjaarden herhaaldelijk aanvallen ondernomen. Biervliet was door zijn ligging voor de Geuzen van groot belang. Op last van de Gecommitteerde Raden van Zeeland werd dan ook een fort, een regelmatige vijfhoek met vijf bastions, aan de noordoostkant van de oude stad aangelegd. Dit fort, in 1603 gereedgekomen, is de kern van het huidige Biervliet. De hoge ligging en de hellende straten in het centrum van Biervliet zijn het gevolg van de middeleeuwse en de 16e en 17e eeuwse verdedigingswerken, waarvan de gebouwen reeds lang zijn gesloopt maar de aarden wallen zijn grotendeels bewaard. In 1590 kwam ertussen Axel, Terneuzen en Biervliet, dat vrijwel geheel ontvolkt was, een Unie, dat wil zeggen een samengaan van bestuur, justitie en dijkwezen, tot stand. De bevolking nam sindsdien dermate toe dat Biervliet in 1628 een eigen predikant en in 1643 weer een eigen stadsbestuur kreeg. Een deel van de St. Nicolaaskerk, dat tijdens de opbouw van het fort gebruikt was voor huisvesting van soldaten, werd hoewel het buiten het fort lag gebruikt als godshuis voor de hervormden. In 1656 gaven de Gecommitteerde Raden toestemming om de St. Nicolaaskerk te vergroten waarvoor zij 400,- beschikbaar stelden. Commies Michiel de la Palma deelde daarop mede, dat Biervliet erg blij was met het toegezegde bedrag maar dat het niet toereikend was. Om de kerkte kunnen vergroten zou eerst het magazijn voor buskruit, dat tegen de kerk stond, verplaatst moeten worden. Hierop gaven de Gecommitteerde Raden de heren Cornelis Hildernisse (landstimmerman) en Jan Carré (landsmetselaar) opdracht de St. Nicolaaskerk te inspecteren en een raming te maken van het bedrag dat een nieuw te

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1987 | | pagina 18