7
Dit Wederopbouwplan bleek dus een
compromis, een afweging tussen 'historisch
stadsschoon' en de 'eisen des tijds'. Door
introductie van het al genoemde ordebegrip
werd een 'harmonische inpassing' van
nieuwe elementen inde bestaande stad
mogelijk geacht. Het plan werd dan ook wel
gezien als een voorstel tot het
perfectioneren van de vóór-oorlogse stad.
het omvormen van Middelburg tot een
modelstad.
Geschiedenis-verbetering was Granpré
Molière en de zijnen niet vreemd, voor
feitelijk restaureren hadden ze weinig
belangstelling!
De toelichting op dit herbouwplan
formuleerde Verhagen dan ook zo: met
behoud van de thans nog waardevolle
elementen uit vroegere periodes een voor
hedendaags gebruik doelmatige stad
ontwerpen. Bewust is het streven naar een
moderne stad (stijl 't Nieuwe Bouwen)
achterwege gelaten'. De architecten, die
aangetrokken werden, moesten bereid zijn
'zich aan de geest van de stad Middelburg'
aan te passen. 'Zij moesten m.a.w. niette
zeer hun eigen persoonlijkheid laten
spreken, maar in nauwe onderlinge
aanpassing het stadsbeeld opbouwen', zo
schrijft Ir. P. Verhagen op 18 juni 1942 aan
de heer Hamerpagt. De
architecten-keuzecommissie, waarin de
heer Verhagen de meeste inspraak had,
stelde een lijst van architecten samen, die,
opererend als een team, aan deze
voorwaarden zouden voldoen.
Begin december 1940 was de eerste lijst met
namen gereed. Deze werd door Ir. Ringers
aangevuld en vervolgens goedgekeurd. Er
stonden ongeveer dertig namen van
architecten op, die men voor dit werk
capabel achtte en die direct beschikbaar
waren. Hierop stonden o.a. de namen van:
J.F. Berghoef, A. Rothuizen, F.H. Klokke,
F.A.E. Eschauzier en C.M. van Moorsel.
Om ons verhaal goed leesbaar te houden
lassen we nu een stuk in over de
Middelburgse kerken
De Oostkerk stond na 1940 nog overeind en
de restauratie van de Abdij bleek mogelijk,
een taak waarvan de eerbiedwaardige en
kundige bouwmeester Ir. H. de Lussanet de
la Sablonière zich voorbeeldig heeft
gekweten; hij werd dan ook in 1965 door het
Provinciaal Bestuur met de Zeeuwse Prijs
vereerd.
Een van de principes van de Delftse School
luidde, dat men 'de kerk in het midden moest
houden'. Daarom werd het Abdij-complex
vrijgelegd, evenals de Babarakapel in de
Lange Delft (zie Bulletin 17). Ook het
Engelse kerkje aan de Simpelhuisstraat
kreeg een meer open omgeving; de
Middelburgers keken aan al die 'operaties'
hun ogen uit.
De R.K. Gemeenschap echter, die haar
De Markt, 1946 (foto: J. Emerson)
Waterstaatskerk aan de Noordstraat
volledig in gruzelementen had zien gaan,
zocht voorlopig haar toevlucht in een
noodkerkje aan de Blindehoek. Intussen
beraamde men plannen, liet architect van
Moorsel uit Den Haag komen, die een
ontwerp maakte, geheel in de sfeer van de
Delftse of liever Bossche School, wel eens
'een post-academiale leergang kerkelijke
bouwkunst' genoemd, die in 1948 o.l.v. de
Benedictijner monnik Dom. H. van der Laan
en zijn broer J.A.v.d. Laan van stadwas
gegaan en voodduurde tot het eind van de
jaren zestig.
Aan de Lombardstraat kan men nu zien, wat
men in de ogen van de traditionele bouwers
uit de jaren vijftig behoort te zien. De kerk,
een eenvoudig Romaans zo niet
pre-Romaans aandoend bakstenen
basiliekje. staat midden op een pleintje, de
pastorie is in vriendelijke stijl aangebouwd.
Bij een dergelijke opstelling hoort eigenlijk
De Markt, 1964 (foto: Adri van Wyngen)