Over de wederopbouw van Middelburg en hoe het verder ging 'Een stad moet zo gebouwd zijn, datdeze de mens kalm maakt en tevens gelukkig Aristoteles. We stonden vorig jaar op een mooie namiddag inde maand juni op de Kade van Veere en keken naarde prachtige belichting, die dat roemruchte stadje in een extra glans zette. Toen zei iemand van ons onverwacht: 'aan de 17e mei 1940 heb ik een trauma overgehouden'. 'De ramp', schreef de gemeente-secretaris Mr. van der Veur in die dagen, 'overtreft onze meest sinistere verwachtingen. Het centrum van de stad is één puinhoop. De Lange Delft is onherkenbaarverminkt. Stadhuis en Abdijcomplex zijn tot rokende ruïnes vergaan'. 'Ik dacht', zei in die zwarte dagen een lid van de vrijwillige brandweer, die bij de laatsten behoorde, die met een volgeladen handkarretje de brandende stad verliet: 'ik dacht echt, dat Sodom en Gomorrha hun tegenhanger gevonden hadden'. De 17e mei - 't weer was warm en er woei een krachtige noordenwind - was 'de rampzaligste dag, die Middelburg in haar rijke geschiedenis ooit heeft gekend'. Want toen werden, door 't geweld van de Duitse Luchtmacht met zijn brisantbommen, in één klap 22 onvervangbare mensenlevens beëindigd. Bovendien werden 253 woonhuizen, 320 zakenpanden met woningen, waarvan er 456 in 't centrum van de stad lagen, verwoest plus 18 (semi) openbare gebouwen; de hele stedebouwkundige structuur werd vernietigd. Wij gedenken hier nog eens de prachtige monumenten, die toen voorgoed verloren gingen: 't O.l. Huis, de Bank van Lening, de Waalse kerk, de Steenrotse, de Gouden Sonne, de Globe, 't Wijnkopershuis, 't pand van de Prov. Bibliotheek, de R.K. kerk en een deel van de H.B.S. Zwaar beschadigd kwamen de glorie van het oude Middelburg, 't Raadhuis en 't hele Abdijcomplex met beide kerken en de toren uitde ramp tevoorschijn. Veertig dagen smeulde het vuur nog tussen de ruïnes. Tenslotte moest er 80.000 kubieke meter puin geruimd worden. Geen wonder dat degenen, die dit onheil in de stad of op het Walcherse platteland meemaakten - 't grootste deel van de bevolking was op 14 mei al geëvacueerd - bij de herinnering eraan nog bevangen worden door grote huiver. Want tegenover deze catastrofe stond een ieder machteloos. Men zat evenwel niet bij de pakken neer. Op 25 mei 1940 begon, op verzoek van Middelburgs burgemeester Walré de Bordes, Ir. J. de Ranitz, de inspecteur van de volkshuisvesting en volksgezondheid voor West-Noord-Brabant en Zeeland, al aan een schetsontwerp voor de herbouw, tevens tekende hij een nieuw stratenplan voor het verwoeste gebied. Hij wilde voortvarend te werk gaan 'om moedeloosheid, verslapping en vertrek uit de stad te voorkomen'. Hij stelde bovendien voor Ir. L.S.P. Scheffer.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1987 | | pagina 3