17
1456, die na een veelbewogen leven in 1528
op het kasteel Wijendale bij Brugge overleed
zonder wettige kinderen na te laten. De stad
kocht het huis van de erfgenamen.
Na het Spaanse beleg (1575/1576) was
Zierikzee zeer verarmd. Daar kwam bij dat
de Westerschelde nu de belangrijkste
Scheldemonding was geworden. Bovendien
dreigde de haven van Zierikzee te
verzanden. Daarom werd een nieuwe uitweg
naar de Oosterschelde, de Nieuwe Haven,
aangelegd. Zierikzee werd nu een centrum
voor landbouw en visserij. De welvaart en de
bevolkingsomvang namen in de eerste jaren
van de 17e eeuw snel toe waardoor de vraag
naar huizen steeg. Het stadsbestuur nam
daarom in 1617 het besluit het uitgestrekte
grondgebied van huis Ravestein en het
aangrenzende Schuttershof te verkavelen
en te verkopen. In 1622 kwamen daar de
Ravenstraat, afgeleid van Ravestein en de
Schuttershofstraat tot stand.
Het huis Ravestein werd niet geheel
afgebroken, maarwerd rond 1615 voor een
deel ingericht als woning voor oude mannen
en vrouwen van het vissersgilde (St.
Pietersgilde). Tevens stelde de stad een
deel van het oude gebouw beschikbaar aan
de Schotse gemeente om er
godsdienstoefeningen te houden. Dit
Visschershuis heeft tot 1901 bestaan. Het
ging toen bij openbare verkoop over in
particuliere handen en werd afgebroken om
plaats te maken voor nieuwe woningen
Het kerkgebouw
Uit de Schotse kerk, in 1713 aan de lutherse
gemeente toegewezen, is na verschillende
verbouwingen, de ingrijpendste in 1755, het
huidige kerkgebouw ontstaan. Hoe deze
ontwikkeling heeft plaats gevonden is
redelijk goed na te gaan aan de hand van het
archief van de lutherse gemeente, de
raadsnotulen van Zierikzee en drie
tekeningen van Frans Rupingh. Hij was
timmerman te Zierikzee en vervulde
verschillende functies inde lutherse kerk,
zoals diaken en van 1774 tot zijn overlijden in
1786, voorlezer, voorganger en koster. De
tekeningen, die bij de watersnood van 1953
als onderdeel van het archief in het zoute
water hebben gelegen, hangen nu ingelijst in
de consistorie. Ze geven een beeld van de
kerk in ca. 1713, ca. 1750 en ca. 1769.
Mede door de geringe financiën is er in de
beginjaren eigenlijk niets aan de kerk
veranderdBij de komst van de eerste eigen
predikant in 1729 is er wat vertimmerd en
enig meubilair aangeschaft. Doorde
gestage groei van de gemeente werd het
aantal zitplaatsen in de kerk te klein. In 1723
vond er dan ook, na toestemming van het
stadsbestuur, een uitbreiding van de
zitaccommodatie plaats.
Tekening van Frans Rupingh van de Lutherse Kerk na de verbouwing van 1755. Het orgel boven de verlengde galerij is in 1759
geschonken door Frederik Vogelaar. Rechts van de preekstoel een doopboog (met zwaan7) in het doophek en de ouderlin
genbank. Tussen deze bank en de preekstoel bevindt zich de toegangsdeur naar de consistorie.
Door medewerking van burgemeester Jacob
de Jonge, in zijn hoedanigheid van
overdeken van het vissersgilde, kon in 1735
een vrijgekomen kamer in het Visschershuis
als consistorie worden ingericht. Tevens
mochten er twee balken, die dwars inde
breedte van de kerk liepen, weggehaald
worden. Zij waren een overblijfsel van een
kamer in het Visschershuis die, op deze
balken na, uitgebroken was toen men een
deel van het huis Ravestein omgevormd had
tot de Schotse kerk. Op de tekening van
Frans Rupingh, die de kerk in ca. 1713
weergeeft, is door de situering van de ramen
en de balken duidelijk te zien dat de kerk
gevormd is uit twee boven elkaar gelegen
vertrekken (blz. 14).
In 1752 deed Ds. Casparus van der Heide
zijn intrede. Hij was een geleerde en had de
gave des woords waardoor het aantal
kerkgangers, waaronder veel hervormden
en in het bijzonder leden van de
stadsregering en andere aanzienlijken, sterk
toenam. Uitbreiding van de kerk was dan ook
noodzakelijk. Op 18 februari 1755 verzocht
de kerkeraad de stedelijke raad het erf
gelegen ten zuidwesten van de kerk,
bestaande uit een woonhuisje met
bleekveld, te mogen gebruiken voor
uitbreiding van het kerkgebouw. Daarnaast
werd gevraagd het onderhoud van de
nieuwe kerk, vanwege de schamele
financiën, ten laste van de stad te doen
komen. Op 10 maart gaf de raad
toestemming voor de verbouwing met de
toezegging dat zij het onderhoud voor haar
rekening wilde nemen mits de bouw van de
kerk geschiedde onder toezicht van de
fabriek (stadsarchitect). Voor men aan de
verbouwing begon werd aan de
Amsterdamse lutherse gemeente
toestemming gevraagd. Met medewerking
van de overdeken van het vissersgilde werd
de oude consistorie tegen een ander
vissershuisje geruild. De oude consistorie
lag dicht bij de ingang (westzijde) van de
oude kerk. Bij de verbouwing werd de ingang
naar de straat, Gat van
West-Noord-Westen, verplaatst. Het nieuwe
vissershuisje, gelegen in de
Pieterseliestraat, lag tegen de muur waar de
preekstoel tegen werd geplaatst. Vanuit dit
huisje kon men door een klein gangetje
gemakkelijk door een deur, tussen de
preekstoel en de ouderlingenbank, in de
kerk komen. De oppervlakte van de kerk
werd aanzienlijk vergroot. De lengte van de
oude kerk werd de breedte van de nieuwe
kerk.
Om de verbouwing te kunnen bekostigen
verkocht de kerkeraad. na goedkeuring van
de Staten van Zeeland, lijfrenten ter waarde
van 5.000,-. Er werden 50 lijfrente brieven
van 100.- uitgegeven verdeeld in drie
klassen25 personen van 1 tot 15 jaar tot de
langstlevende zouden jaarlijks genieten
62.50; 15 personen van 15 tot 30 jaar tot de
langstlevende zouden 45,- 10 personen
van 30 jaar en ouder tot de langstlevende
zouden jaarlijks 35,- krijgen. De uitkering
van de renten van deze lijfrenten hebben
vele jaren lang een aanslag gepleegd op de
geringe financiën van de gemeente. Pas in
november 1840 overleed de heer Nicolaas
Steengracht van Oosterland, de
langstlevende lijfrenteheffer van de eerste
klasse. De kosten van de verbouwing
bedroegen 6.375,30 waarvan de
Amsterdamse gemeente 300,- voor zijn
rekening nam. De stad Zierikzee schonk
600,-voor een leien dak.
Tijdens de verbouwing kerkte men in de
Doopsgezinde kerk gelegen inde
Wevershoek. Op 18 januari 1756 kon de
kerk worden ingewijd. Het was 'een waardig
kerkgebouw met zes hooge kerkramen,
voorzien van boven met een leijen dak en
twee lood en zwanen daarop, terwijl zij aan