De Gasthuiskerk
te Zierikzee
19
Isenbarth is geschonken.
Het orgel is een geschenk van gemeentelid
Gerrit Holman. Holman, in 1720 te Erfurt
(Duitsland) geboren, kwam omstreeks 1740
als koekbakkersknecht naar Zierikzee. in
1746 liet hij zich als poorter inschrijven,
huwde en begon een eigen koekbakkerij en
kruidenierszaak aan het Kraanplein. Zijn
vrouw (hervormd) verloor hij reeds in 1749
en zijn drie kinderen stierven op zeer
jeugdige leeftijd. Zij werden in de St.
Lievensmonsterkerk begraven. De zaken
van Holman liepen uitstekend, zodat hij in
korte tijd een vermogend man werd. Van
deze rijkdom liet hij de lutherse gemeente
meeprofiteren.
In 1759 schonk Frederik Vogelaer, lid der
gemeente, een huisorgel van 4 registers, dat
op de galerij tegenover de preekstoel werd
geplaatst. Deze galerij, in 1743
aangebracht, is voor het grootste deel
bekostigd uit geld dat bijeen gebracht is door
Scandinavische zeelieden. Bij de
verbouwing van 1755 werd deze aan
weerszijde verlengd en van de westzijde
naar de zuidzijde van de kerk verplaatst.
Holman schonk voor het plaatsen van dit
orgel en het tegelijkertijd laten beschieten
van het dak een bedrag van 240,--. Uit de
acta van de kerkeraad van 1772/1773 blijkt
dat dit orgel niet voldeed, waarop Holman in
1774 de kerk een nieuw orgel toezegde.
Volgens overlevering inde familie van
Holman had hij zoveel verdiend op een
lading thee, dat hij daaruit het orgel kon
bekostigen. Het werd gebouwd door
Johannes Mittenreiter, orgelmaker te Gouda
en werd omstreeks Kerstmis 1778 voor het
eerst bespeeld (zieblz. 18)
Doordat het nieuwe orgel boven de
preekstoel was geplaatst was er geen
noodzaak het oude van de galerij te
verwijderen. Het werd in 1795 aan de
Waalse Gemeente te Zierikzee verkocht.
Bij het overlijden van Holman in 1794 bleek,
dat hij een kwart van zijn aanzienlijke
vermogen aan de lutherse gemeente had
nagelaten onder voorwaarde, dat uit de
rente hiervan het orgel onderhouden zou
worden en het salaris van de predikant tot
800,-, van de organist tot 125,-, van de
koster tot 30,- en van de orgeltrapper tot
30,-zou worden opgetrokken. Door dit
legaat was het mogelijk het orgel door Johan
Pieter Schmidt te Gouda te laten uitbreiden
meteen tweede manueel (1799).
Andere schenkingen van Holman waren
o.a.een aanzienlijke bijdrage voor de
verbouwing van de kerk in 1755, het laten
schilderen ervan en het aanbrengen van een
kap boven de banken langs de muren in
1769. In 1777 liet hij een bank met
zitplaatsen die verhuurd konden worden op
de galerij bouwen.
Van de watersnoodramp van 1953 heeft ook
de Lutherse Kerk de gevolgen ondervonden.
Het water heeft ca. 1.80 m hoog in de kerk
gestaan, welke hoogte door een
gedenksteen rechts van de preekstoel is
aangegeven. Het Rampenfonds stelde
gelden ter beschikking o.a. voor een nieuw
orgel, terwijl het oude orgel nauwelijks
schade had opgelopen en te restaureren
was geweest. Met dit geld werd in 1960 in de
oude orgelkas een nieuw orgel geplaatst
door de Zweedse orgelmaker Olaf
Hammarberg. Alleen het uitgezaagde
naamplaatje van J.P. Schmidt herinnert nog
aan het oude orgel. De oude orgelkas en
balustrade zijn gelukkig wel bewaard
gebleven en zijn een sieraad voor de kerk.
De mahoniehouten kas, vooral vanaf de
galerij goed te zien, wordt bekroond door
gesneden en witgeschilderde beelden. Ook
het voetstuk van het front is mooi gesneden
met in het midden een zwaan met gespreide
vleugels (Luther-symbool) (blz. 18). De
eveneens mahoniehouten balustrade, die
tevens als klankbord voor de preekstoel
fungeert, is belegd met fraai Lodewijk XV
snijwerk.
Verder bezienswaardig zijn nog: een
koperen kroon vervaardigd door Joh. Specht
te Rotterdam en opgehangen in 1736, een
doopvont afkomstig uit de in 1832
afgebrande St. Lievensmonsterkerk,
alsmede een klok in de galerij aangebracht
in 1807 welke 8 dagen loopt en op het hele,
halve en kwart uur slaat.
Bij de restauratie in 1954 onder leiding van
architect Leo de Jonge uit Zierikzee, is het
oude meubilair, inclusief de oude bochten
(banken) met overkappingen, verwijderd en
vervangen door nieuwe banken en stoelen
geschonken door het Rampenfonds. Tevens
is de regenbak, ter grootte van een kelder,
diezichonderdekerk bevond en een
overblijfsel was van het oude huis
Ravestein, volgestort met puin. Er bestaan
plannen, zodra het restauratiefonds groot
genoeg is, het interieur op te knappen.
Bronnen:
- Andrea, P.J., Geschiedenis der Evangelisch' 1
Luthersche Gemeente te Zierikzee. Utrecht, 1845
- Beveren, P. van, De verdwenen kastelen van
Schouwen-Duiveiand. Doorn. 1960.
- Encyclopedie van Zeeland deel II pag. 268-270.
- Gemeente Archief Zierikzee, Lutherse Gemeente.
- Gemeente Archief Zierikzee, Raadsnotulen.
- Hooge, J.C. de, De Lutherse kerk en Zeeland. Zeeuws
Tijdschrift, 29 (1979) pag. 52-63.
- Kluiver, J.H., Historische Orgels in Zeeland III. Archief
Zeeuwsch Genootschap, 1976 pag. 93-231
- Luther in de Lage Landen. Rijksmuseum het
Cathanjnenconvent. Utrecht, 1983.
- Unger, W.S. en Westendorp Boerma, J.J.. De steden
van Zeeland. Archief Zeeuwsch Genootschap, 1954
pag. 1-87.
- Vos, P. de. De voormalige kloosters en liefdadige
instellingen te Zierikzee. Zierikzee 1913.
- Vos, P. de, Zierikzeesche straatnamen. Zierikzee 1932.
- Westendorp Boerma, J.J. en Swigchem, C.A. van,
Zierikzee vroeger en nu. Bussum, 1972.
- Zypp, R.P., De Lutheranen in de Lage Landen. Spiegel
Historiael, 18 (1983) pag. 626-635.
G.J. LEPOETER
Vele malen zijn we gedurende het bestaan
van de Stichting al met Zierikzee in
aanraking geweest. Via artikelen in het
bulletin, met excursies, met de eerste
lustrumviering, met het onvergetelijke
benefietconcert in De Doelen te Rotterdam
in februari 1984. Niet voor niets schreven
we destijds in een beschouwing in het blad
Monumenten: 'Wie Stichting Oude
Zeeuwsche Kerken zegt, zegt bijna altijd
ook: Zierikzee'.
De basis van deze bijzondere band met
Zierikzee ligt in het prille begin van de
Stichting, toen bijna alles draaide om de
overdracht en de daarop volgende
restauratie van de Nieuwe Kerk.
'Een kerk waarmee niemand meer wat doet
en die eigenlijk niemand hebben wil en
bovendien foeilelijk', hoorden we destijds
nogal nadrukkelijk verkondigen.
Ondertussen is deze mening gelukkig
duidelijk bijgesteld. Maar in dit artikel,
waarmee we terug zijn in Zierikzee, willen
we uw aandacht vestigen op de
Gasthuiskerk of vroeger meestal 'de Kleine
Kerk' genoemd. Deze benaming Kleine
Kerk kwam voort uit de vergelijking met de
voorganger van de huidige Nieuwe Kerk, de
in 1832 afgebrande Sint Lievens
Monsterkerk. Dit was met recht de Grote
Kerk; deze grootste kerk van Zeeland, met
een lengte van 102 meter en een
oppervlakte van 4100 m2 ongeveer even
groot als de Haarlemse Sint Bavo,
herinnerend aan de glorie van de stad uit de
middeleeuwen en ver uitstekend boven de
hele omgeving. Vergeleken hiermee moest
iedere kerk wel in het niet zinken en toch
zeker de Gasthuiskerk, met zijn sierlijke