Neeltje Jans
12
Zeeland rond 1550.
en veiligheid een vereiste. Zoals gezegd
waren na de steeds terugkerende
stormvloeden dijken, die het geweld van het
water konden doorstaan, onmisbaar.
Daartoe waren technische hulpmiddelen -
hoe primitief nog: schop, spa, manden,
dijkshaken en later kruiwagens -
noodzakelijk, maar ook kennis en een
bestuurlijke organisatie. De
waterbouwkunde en het waterschapswezen
stonden aan het begin van een ontwikkeling.
De roep van kundigheid op dit gebied van
Hollanders en Zeeuwen ging in de 16e en
17e eeuw ver buiten onze grenzen.
In het geheel van het historisch gedeelte van
de tentoonstelling op Neeltje Jans is dit de
tweede episode. In de eerste gaat het om de
begintijd van onze jaartelling, de Romeinse
tijd in het deltagebied. Overal in onze
provincie zijn sporen van deze eeuwen
aanwezigOp de vier maquettes gaat het
duidelijk om de omgeving van de
stormvloedkering: Schouwen, het gebied
van het latere Noord-Beveland,
Zuid-Beveland tot aan Goes en het grootste
gedeelte van Walcheren. Op de maquettes
zijn glasplaten aangebracht met daarop de
huidige contouren. Duidelijk is te zien hoe in
de periode 75 tot 275 na Christus de
M.P. DE BRUIN
Wij kunnen ons voorstellen dat het
programmapunt Neeltje Jans in de excursie
van 27 juni 1987 verwondering heeft gewekt.
Zo in de trant vangaat de Stichting zich
bewegen op de evenemententour? Wat voor
aanknopingspunten heeft het werk-eiland
Neeltje Jans nu met de oude Zeeuwse
kerken? De donateurs die de excursie
hebben meegemaakt, zullen gemerkt
hebben dat de expositie in het Topshuis er
wel degelijk mee te maken heeft.
Bovenstaande kaart laat duidelijk zien
hoeveel kerkdorpen er in de middeleeuwen
zijn ontstaan. Een flink deel van de kerken is
nu nog aanwezig, maar de kaart, die
Zeeland weergeeft in het midden van de 16e
eeuw, toont ons ook dat door stormvloeden
in het westen (land van Borssele) en het
oosten (land van Reimerswaal) heel wat
parochies aan het water zijn prijsgegeven.
Deze dorpen konden alleen bestaan als zij
omringd waren door dijken die stormvloeden
konden keren. De geschiedenis van het
ontstaan van Zeeland sedert het begin van
onze jaartelling wordt ons op de
tentoonstelling in vier episoden duidelijk
getoond.
Laat ons de periode 1100-1300, die in de
Europese beschavingsgeschiedenis zo'n
grote rol heeft gespeeld, eens onder de
loupe nemen. In grote delen van
West-Europa worden woeste gronden
ontgonnen, bossen gekapt, dorpen en
steden gesticht, kloostergemeenschappen
opgericht. In het ontginnen van gronden
hebben de Cisterciënzers een groot
aandeel: zij komen vanuit het zuiden naar de
zee-landen. Op de eilanden en in het
noorden van Vlaanderen stichten zij filialen,
van hun abdijen, de zogenaamde uithoven,
van waaruit zij de omliggende gronden in
cultuur brengen.
De Norbertijnen kwamen om de ruwe
Zeelanders - woest als de golven van de zee
- de boodschap van het evangelie te
brengen. Ook andere orden brachten het
evangelie. Voor het dienen van de Heer was
een huis nodig en in talrijke nederzettingen
kwam de kerk in het midden te staan
(ringdorpen). Voor het ontginnen van het
land, voor handel en nijverheid in de steden
en voor het dienen van de Heer waren rust