De Lutherse kerk
te Zierikzee
14
DBS. I.H. VOGEL-WESSELS BOER
inleiding
Volgens de overlevering heeft Maarten
Luther, augustijner monnik en hoogleraar in
de bijbelse wetenschappen aan de
universiteit van Wittenberg, in 1517 een
reeks stellingen tegen de aflaat aan de
slotkapel te Wittenberg aangebracht. Vast
staat in ieder geval, dat Luther zijn stellingen
heeft toegezonden aan enkele vrienden, zijn
kerkelijke superieuren en aan aartsbisschop
Albrechtvan Mainz, die verantwoordelijk
was voor de verkoop van een aflaat waarvan
de opbrengst bestemd was voor de bouw
van de St. Pieter te Rome.
Luthers streven om de kerk van binnenuit te
zuiveren viel in een tijd die rijp was voor
sociale, economische en culturele
veranderingen.
De stellingen, die in het Latijn opgesteld
waren, werden ook spoedig in het Duits
vertaald uitgegeven. Daarnaast schreef
Luther in de periode 1517 tot 1520 ongeveer
30 brochures en boeken handelend over de
aflaat, theologische onderwerpen,
misstanden in de kerk en de paus. Deze Hel kerkzegel van de Lutherse Kerk te Zierikzee. De zwaan
Werden, voor die tijd, in zeer grote oplagen heefteen kroon om de hals. Dit is het zgn. bodeteken, d.w.z.
verspreid, waardoor Luther de meest dat hij een speciale opdracht heeft,
gelezen schrijver van zijn tijd werd. Hoewel
hij in 1521 in de ban werd gedaan en er
decreten tegen zijn werk werden
uitgevaardigd bleven drukkers Luthers
geschriften uitgeven. In de Nederlanden was
zijn werk doorvertalingen in het Nederlands
algemeen bekend. Zijn leervond ook hier
spoedig weerklank o.a. in de kloosters van
de Augustijnen te Antwerpen en Middelburg.
Op 1 juli 1523 werden te Brussel twee
Antwerpse augustijner monniken als eerste
martelaren van de Reformatie verbrand.
In tegenstelling tot Duitsland zijn in de
Nederlanden niet direct lutherse gemeenten
gevormd. Toen Antwerpse lutheranen in
1531 hierover aan Luther advies vroegen,
antwoordde hij dat men de overheid moest
gehoorzamen en zich moest onthouden van
openbare samenkomsten of naar het
buitenland moest vertrekken, waar
evangelische preken wel toegestaan waren.
De geschiedenis van de Lutherse Kerk in de
Nederlanden begint in 1566. In dat jaar
vroegen en verkregen de Antwerpse
lutheranen, vnl. Duitsers, vrijheid van
godsdienstuitoefening. De verhouding
tussen calvinisten en lutheranen
(gezagsgetrouw) was zeer slecht. Na de
opstand van de calvinisten in 1567 tegen de
overheid verloren echter ook de lutheranen
hun godsdienstvrijheid. Na de Pacificatie
van Gent (1576) werden er te Antwerpen,
Brussel en Hondschote nieuwe lutherse
gemeenten gevormd. Met de komst van
Parma in 1585 kwam er een einde aan de
openbare uitoefening van de lutherse
godsdienst. Velen vluchtten naar de
Noordelijke Nederlanden waar zij in eerste
instantie gastvrij werden ontvangen. Zo
stuurde Middelburg schepen naar
Antwerpen om vluchtelingen op te halen.
Mede door de komst van deze vluchtelingen
zijn erte Amsterdam, Middelburg, Leiden,
Haarlem en Rotterdam lutherse gemeenten
gevormd.
Deze vriendelijke houding veranderde
Tekening van Frans Rupingh. die de Lutherse Kerk weergeeft bij de ingebruikneming in 1713. De balken, die dwars door dekerk
lopen, zijn een overblijfsel van een uitgebroken kamer.