17
Plattegrond van de Nieuwe Kerk uit 1925. Tengevolge van de restauratie van rond 1905 is het praalgraf van de westmuur
naar de zuidmuur verhuisd. (Archief N.H. Gemeente Middelburg)
Verplaatsing praalgraf
Al jaren voor de afbraak plaatsvond had men
het praalgraf naar de Nieuwe Kerk te
Middelburg overgebracht. Na het vertrek van
de Engelsen werd de Oude Kerk niet meer
gebruikt. De kerk, waar de laatste kerkdienst
in 1809 was gehouden, werd door de
vervallen toestand nauwelijks meer bezocht.
Het praalgraf van de Evertsens, opgericht
als voorbeeld voor het nageslacht, dreigde in
de vergetelheid te geraken. Velen rekenden
het dan ook tot hun plicht om te zorgen dat
het monument een betere plaats zou krijgen.
Begin 1816 lieten de kerkmeesters van de
hervormde gemeente Middelburg
onderzoeken of de graftombe niet
overgebracht kon worden naar de Nieuwe
Kerk. Het advies was positief. De Commissie
tot de Openbare EredienstderN.H.
Gemeente, waarvan de heer Lambrechtsen
van Ritthem voorzitter was, verzocht daarop
de Gouverneurvan Zeeland, Jacob H.
Schorer (in 1809 burgemeester van
Middelburg), om het herstel en de
verplaatsing van het praalgraf naar de
Nieuwe Kerk aan Zijne Majesteit de Koning
te willen voordragen. Koning Willem I gaf
hiervoor op 25 aprii 1816 zijn toestemming.
De kosten zouden door het Rijk worden
gedragen mits ze de 1.500,-- niet te boven
zouden gaan. Bij de daarop volgende
openbare aanbesteding van herstel en
verplaatsing nam de aannemer Willem van
Uye te Middelburg het werk aan.
Uit de condities en bestek voor de
verplaatsing van het praalgraf is het
volgende op te maken: één van de drie
wapens (dat van Oranje) boven de
opschrifttafel is kapot; de wapens van de
Evertsens ontbreken, maar zijn nog wel
aanwezig; de ridderband van de orde van
Sint Michiel om het wapen van Johan
Evertsen is beschadigd: op de opschrifttafel
bevindt zich een inscriptie, misschien rond
1800 aangebracht.
Volgens het bestek is de aannemer verplicht
de ontbrekende- en stukke onderdelen te
herstellen, het witte marmer schoon te
maken en bij het afbreken van het
monument alle stukken te nummeren zodat
bij de heroprichting de opstelling weer
hetzelfde zal zijn. Het praalgraf zal in de
Nieuwe Kerk tegen de muur (westmuur)
tegenover het orgel geplaatst worden. Alle
banken en stoelen die in de weg staan zullen
elders in de kerk geplaatst moeten worden.
Ter fundering van het praalgraf zullen er 24
heipalen met behulp van een handhei,
bediend door vier mannen, geslagen
worden. Onder het monument zal een
grafkelder worden gemaakt. Het
overbrengen van de stoffelijke resten van de
gebroeders Evertsen valt buiten de
competentie van de aannemer. Uit een
rekening van 9 maart 1818 blijkt dat de
Middelburgse chirurgijn Daman de eigenaar
is geworden van een halswervel en twee
voetbeentjes van een van de Evertsens voor
de somma van 2 franc. Het is niet bekend of
er nog meer van deze transacties hebben
plaatsgevonden.
De wand waar het praalgraf tegenaan wordt
geplaatst moet over de hele breedte van het
monument en tot de onderkant van het raam
vlak worden gemaakt en daarna gepleisterd
met zuivere welbereid kalkmortel, om het
opdrogen te bespoedigen, overvloedig met
gips of pleister gemengd'. Vervolgens dient
het met goede olieverf 'in de manier van
bardielje marmer' geschilderd en daarna
vernist te worden.
Ter beveiliging zal er een afscheiding tussen
het monument en de stoelen moeten worden
opgericht. Hiervoor moet een regelwerk van
'dunne ribbetjes' gemaakt worden, welke
aan beide zijden beschoten dienen te
worden met grenen delen. Tenslotte moet
deze afscheiding op dezelfde manier als de
muur achter het praalgraf geschilderd
worden.
Voor het monument zal het hekwerk, dat ook
in de Sint Pieterskerk stond, na hersteld te
zijn, worden geplaatst. Kennelijk was het hek
niet meer te repareren want Koning Willem I
schonk op 3 december 1817 nog 200,-
voor een ijzeren hek, te plaatsen voor het
praalgraf.
De totale kosten voor herstel en
overbrenging van het praalgraf bedroegen
uiteindelijk 1.650,-, bekostigd door het
Rijk.
Het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen (voorzitter de hierboven
reeds genoemde Lambrechtsen van
Ritthem), dat zich ook had ingezet om de
verplaatsing te bewerkstelligen, liet, na
verwijdering van de oude inscriptie, het
volgende grafschrift in overleg met de laatste
mannelijke afstammeling van de Evertsens
aanbrengen:
TER EEUWIGE NAGEDACHTENIS
VAN DE
ONSTERFELIJKE ZEEHELDEN
DE GEBROEDERS
JOHAN EN CORNELIS EVERTSEN
LUITENANT ADMIRALEN VAN ZEELAND
BEIDE
STRIJDENDE VOOR HET VADERLAND
GESNEUVELD
IN DE JAREN MDCLXVI
Op een kleine steen iets daaronder staat:
DIT PRAALGRAF OP LAST DER STATEN
VAN ZEELAND GESTICHT IS UIT DE
ST PIETERS KERK HERWAARTS
OVERGEBRACHT OP BEVEL DES
KONINGS ANNO 1818.
Tijdens een op 18 maart 1818 door het
Zeeuwsch Genootschap georganiseerde
bijeenkomst in de Nieuwe Kerk vindt de
plechtige onthulling van het herbouwde
praalgraf plaats. Bij deze plechtigheid, waar
zeer veel burgerlijke en militaire autoriteiten
aanwezig zijn, houdt de heer J. de Kanter
Phzn een redevoering.