4
deze manier ontstond een nauwe
coördinatie tussen steengroeve en
bouwplaats; deze rationalisering en soms
standaardisering leverden kostenbesparing,
tijdwinst en een verhoogd bouwtempo op.
De leerschool voor steenhouwers werd zo
van de plaatselijke kerkfabriek naar de
verder weggelegen steenhouwerij
verplaatst, hoewel figurale sculptuur altijd
zaak van de bouwloods bleef. Deze
methode bracht geen werkloosheid te weeg.
omdat men op deze manier sneller kon
werken. Binnen dertig jaar heeft Spoorwater
met zandsteen, dat hij uit Bentheim en
Afflichem naar de werkplaatsen in het zuiden
liet vervoeren, z'n kerk in Bergen op Zoom
gebouwd.
De vormentaal van Spoorwater kan met de
woorden robuust, sober en helder
gekarakteriseerd worden. Hij hield van een
stevige zuilenarkade (geen bundelpijlers),
eenvoudige decoratieve patronen zoals
koolbladen voor zuil- en schalkkapitelen en
drie- of vierpasbogen voor balustrades. De
wandopbouw moest in Spoorwaters
opvatting helder zijn, hij maakte een scherpe
scheiding tussen de arcade en de
bovenzone en herstelde het triforium in zijn
waarde. Dit was in Bergen een zelfstandig
onderdeel van de wandopbouw, gescheiden
van de lichtbeuk door een eenvoudige lijst en
van de arcade door een bewerkte lijst met
koolbladmotieven. Hoe het triforium erin de
kerk van Bergen heeft uitgezien weten we,
doordat er resten van de oorspronkelijke
triforium-balustrade gevonden zijn en
doordat we 4 schilderijen en enige
tekeningen hebben, die ons hierover
informatie geven. Een schilderij van Daniël
de Blieck uit 1660, te zien in het
Markiezenhof, 2 schilderijen van Gerard
Houckgeest uit 1655 en één van L. Knijff uit
1693. Ook uit de tekeningen van Cornelis
Pronk (1748), die de puinhopen van de kerk
weergeven na de beschieting door de
Fransen, is veel te leren. We zijn zo te weten
gekomen, dat Spoorwaters triforium de vorm
had van een nis, gevuld met een rijke
tracering in de kop van fijn maaswerk in
soms grillige visblaasvormen en een
balustrade met vierpassen. Dit schema is in
grote trekken ook na alle rampen en
verbouwingen aangehouden, maar deze
triforia komen nu alleen maar voor in de
koorpartij en in de oostelijke wand van het
eerste transept. De lichtbeuk werd destijds
gevormd door een aantal grote gotische
ramen, waarvan de traceringen uit drie of
vier stijlen bestonden, afhankelijk van de
breedte van de travee, ze liepen uit in
driepasbogen en visblaasmotieven. Doorde
verwoesting van het kerkschip in 1747 is de
oorspronkelijke wanddispositie niet meer te
zien, na de jongste restauratie ontbreekt
de lichtbeuk geheel. Daardoor is de
tegenwoordige kerk een flauwe
Tekeningen van schip en koor van de Sint-Geertruidskerk van Cornelis Pronk na de beschieting doorde Fransen in 1747.
afschaduwing van de monumentale kerk, die
Spoorwater eens bouwde.
Voordat we van deze oude basiliek afscheid
nemen kijken we nog eenmaal om. We zien
het in 1472 door 'Daneel den orghelmakere'
(Daneel van Distelen uit Mechelen)
geleverde orgel tegen de oostwand van de
toren staan, waarin sinds 1530 een carillon,
bestaande uit 18 klokken hangt. We zien ook
de tussen 1444-1450 aan de noordzijde van
de kooromgang gebouwde Maria-kapel, die
in 1460-1470 opnieuw werd voorzien van
een monumentaal altaar en een eigen orgel.
Deze plaats was een centrum van de
Bergense muziekcultuur, er moeten zelfs
kooien met zangvogels gehangen hebben!
We zien de vele altaren van gilden en
rederijkerskamers overal in de kerk staan en
de kleurige beschildering van gewelven en
muren met decoratieve en figuratieve
kleuraccenten en realiseren ons. dat de
roerige lotgevallen van Spoorwaters kerk
ook voor de beschildering desastreuze
gevolgen heeft gehad.
Schilderij door D. de Blieck c. 1660. Gezicht vanuit noordelijke zijbeukkapel in het schip en een deel van de koorpartij.