8
gevormd door de kansel met klankbord en
'tuin' die in het middenschip neergezetwas.
Teksten namen toen ook in Bergen de plaats
van het beeld in. 'Het is prijselijk dat men de
kercken becleedet met heerlijcke
sententieën uit der heijligen Schrift' citeert
Prof. C.A. van Swigchem in zijn boek 'Een
Huis voor het Woord'. Deze teksten werden
of op panelen of direct op de wand
geschilderd, al dan niet met een
ornamentale omkadering.
't Meubilair was bruin en bestond uitbanken
en zogenaamde 'bochten' onder andere
voor de arme weeskinderen en gestoeltes
voor de Gouverneur, stadsbestuurders,
diakenen en proveniers; tussen 1610-1613
was het stoelenplan voltooid. Geleidelijk
werden er vooral in het koor zeer veel
wapen- en rouwborden opgehangen; de
zwart geschilderde kaders, die markeringen
geweest zijn voor 't ophangen van deze
borden, zijn op de zuilen van het huidige koor
na de laatste restauratie opnieuw
aangebracht. Volgens de bronnen werd in
de 17e eeuw de kerk verlicht door zeven
kroonluchters en twee koperen lantaarns. Er
lagen toen overal zerkenbovendien zijn er
in de 16e en 17e eeuw belangrijke epitafen
en grafmonumenten opgesteld, waarvan er
nu nog vijf in de kerk aanwezig zijn. We
komen daar straks nog even op terug.
De beschieting door de Fransen in 1747
De geschiedenis van de Sint-Gertrudiskerk
is een verhaal over bouw, uitbreidingen,
verval, plundering, stormschade, brand,
oorlogsgeweld, restauratie en herstel. In
1747 was het hoofdstuk 'oorlogsgeweld'
weer aan de orde, toen de Fransen, tijdens
de Oostenrijkse Successie-oorlog, onder
Toestand van de kerk na de beschieting door de Fransen.
Löwenthal Bergen beschoten, belegerden
en innamen. Bij deze gelegenheid werd de
torenspits eraf geschoten, maar de romp
ervan bleef staan, 't Kerkschip stortte geheel
invan de zijkapellen en het koor bleven
aanvankelijk de gewelven in tact. Een
tekening van Prof. Temminck Groll en ook
twee van Cornelis Pronk uit 1747 tonen ons
de ravage. In 'Taxandria'31 staat de gang
van zaken duidelijk beschreven: '20 Juli om
8 uur raekte onse grote kerck, het pronkstuk
onser stadt en 'twelck in Hollant weinig sijns
gelijks vindt, in brant, en niet-tegenstaende
allen aangewenden ijver, verbrandde
dezelve zoodanig, dat om 12 uur het
verwulfsel (gewelf) alsmede de toren (niet
juist!) instortte'. Ds. Jansen voegt hieraan
toe: 'bij het vertrek uit de stad waren de
gewelven nog grotendeels aanwezig, ze zijn
later ingestort of vernield' (met uitzondering
dan van de gewelven aan weerskanten van
de toren) 'de pilaren omgevallen en met de
gewelven geheel verbrijzeld'.
Goede raad was ook nu weer duur. Men
hield om te beginnen in 1749 door het hele
land collectes voor de wederopbouw; ook de
bisschop van Antwerpen spande zich in en
bracht een voor die tijd grote som van
50.000,- bijeen. In 1750 kwamen onder
andere drie herbouwplannen van David van
Stolk. houtkoper en architect te Rotterdam,
op tafeltwee ervan werden te kostbaar
bevonden en derhalve terzijde gelegd. Tot
het eenvoudigste plan werd tenslotte
besloten met deze redenering'omdat de
kosten, die tot herstel van eene soo
considerabele kerk als die geweest is,
souden worden vereist, te verre soude gaan,
en dat de Ingeseetenen evenveel nut
zouden hebben van een geheel nieuwe en
solide doch kleinder kerk sonder opschik en
van soodanige grootte als voor de Geref.
nodig was'. Dirk Dykerhof, mr. timmerman
en architect, leidde mede de herbouw
(1750-1752).
Hoewel we hierbij de tekening van deze
nieuwe kerk plus de plattegrond afdrukken,
lichten we nog een en ander toe. Er is hier
sprake van een kerk met aan weerszijden
van het schip twee dwarse houten
tongewelven (Haags type), die boven de
gespaard gebleven scheibogen van de
zijkapellen van het schip zijn opgetrokken en
die dus 't tongewelf boven de middenbeuk
doorsnijden. Aan de uiteinden van die
dwarse houten tongewelven werden
bakstenen topgevels gebouwd met 18e
eeuwse spitsboogvensters en bekroond
door kleine frontons. Al in de 15e eeuw paste
men deze methode toe, een
aaneenschakeling van dwarshallen dus,
haaks op het schip en verenigd door de
middenbeuk. Omdat de pijlers door deze
constructie om de ander herbouwd konden
worden, kreeg 't schip nu twee traveeën,
terwijl er tevoren altijd vier waren, iets, dat
Toestand na het herstel van de kerk in 1752 tot de
verhoging van de torenbekroning in 1952.
een belangrijke schaalvergroting
teweegbracht, 't Koor en het transept
werden wat lager dan vóór de verwoesting,
de oorspronkelijke hoogte van de zijbeuken
werd aangehouden.
In 1752 werd de Sint-Geertruidskerk weer in
gebruik genomen door de predikanten Joh.
Jansen en Cornelis Leidekker. In 1770-1771
werd een nieuw orgel met galerij in
laat-rococo stijl door Louis del Haye in de
kerk geplaatst. In 1796 werden houten
schotten neergezet aan de oostkant van de
toren en tussen 't schip en het dwarsschip.
De Katholieken, die in 1800 verzochten in
transept en koor een kerk te mogen
inrichten, daar deze ruimten toch niet
gebruikt werden, kregen nul op 't rekest,
want daarvoor, zo liet men weten, waren de
in 1749 gecollecteerde gelden niet gegeven.
Een herhaald verzoek, gedaan in 1815, werd
door Koning Willem I eveneens van de hand
gewezen.
De Grote Kerk van Bergen in deze tijd
Wegens voortschrijdende bouwvalligheid
verliet in 1968 de hervormde gemeenschap
de Sint-Geertruidskerk, waarna deze In