Het praalgraf van de gebroeders Cornells en Johan Evertsen 12 Het land dat fier zijn zonen prijst En ons met trots de namen wijst Van Bestevaer en Joost de Moor, Die blinken zullen deeuwen door Waarvan in de historieblaën De Evertsen en Bankert staan. Dat immer hoog in eere houdt Den onverschrokken Naerebout. Bovenstaande regels vormen het tweede couplet van het in 1919 door Poldermans geschreven Zeeuwse volkslied. De hierin genoemde Evertsens behoren tot een Zeeuws geslacht van zeeheldenVan het begin der Tachtigjarige Oorlog tot in de 18e eeuw heeft het een onafgebroken reeks van bekwame gezagvoerders voor de vloot van de Republiek der Verenigde Nederlanden voortgebracht. Velen van hen zijn in dienst van de Republiek gesneuveld. Zo ook de gebroeders Cornells en Johan Evertsen voor wier nagedachtenis op last van de Staten van Zeeland een door Rombout Verhulst vervaardigde tombe van eer werd opgericht in de Oude Kerk (inmiddels afgebroken) te Middelburg. Dit praalgraf is later overgebracht naar de Nieuwe Kerk en vandaar naar de Wandelkerk te Middelburg. De Evertsen De stamvader van het geslacht Evertsen was kapitein Evert Heindricxsen, afkomstig uit Zoutelande, die zich waarschijnlijk in 1572 te Vlissingen vestigde. Van hieruit heeft hij tot zijn dood in 1601 in de Zeeuwse en Vlaamse wateren gevochten tegen de Spanjaarden en Duinkerkers. Zijn nakomelingen kozen zich naar zijn voornaam de geslachtsnaam Evertsen. De broers Cornells en Johan Evertsen waren kleinzoons van Evert Heindricxsen. Cornells Evertsen, bijgenaamd de Oude, werd op 4 juli 1610 te Vlissingen geboren. Reeds op zeer jeudige leeftijd kwam hij als zeevarende in dienst van de Admiraliteit van Zeeland en nam aan vele zeeslagen deel. In de Eerste Engelse Oorlog 1652-1654) kwam hij drie maanden in Engelse krijgsgevangenschap. Tijdens de Noordse Oorlog 1655-1660) onderscheidde hij zich bij de verovering van de stad Nyborg. Van de Deense koning ontving hij hiervoor een gouden ketting met gedenkpenning. Hij doorliep vele rangen. In 1665 werd hij, na het ontslag van zijn tien jaar oudere broer Johan, aangesteld als luitenant-admiraal van Zeeland, dat wil zeggen opperbevelhebber van hetZeeuwse gedeelte van de vloot van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Door de naijver tussen de provincies Holland en Zeeland Het praalgraf van de gebroeders Evertsen tussen 1680-1683 geplaatst in de Sint Pieterskerk. Op de linker tombe Johan en was dit nagenoeg de hoogste rang die voor een Zeeuwse zeeofficier te bereiken was. De zeemacht van de Republiek had een éénhoofdige leiding en de Staten van Holland wilden de functie van opperbevelhebber zoveel mogelijk bestemmen voor een vlagofficier van de Hollandse vloot. Lang heeft Cornells Evertsen deze rang niet vervuld. Tijdens de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667), in de Vierdaagse Zeeslag (11 -14 juni 1666), sneuvelde hij. De Staten van Zeeland, in vergadering bijeen op 21 juni 1666, besloten dat, vanwege de goede en langdurige staat van dienst, Cornelis beloond diende te worden met'eere en profijt'. Het 'profijt' bestond hieruit dat drie zonen van Cornelis in rang bevorderd werden. Bovendien zouden, indien de zwangere weduwe van Cornelis mocht bevallen van een zoon, de heren Staten van Zeeland het peterschap op zich nemen en hem vereren met een lijfrente van 25 vims 150,--) per vervaardigd door de beeldhouwer Rombout Verhulst en op de rechter Cornelis. (Zeeuws Documentatiecentrum)

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1988 | | pagina 12