Een Koperen LICHTKROON TE KOOP! 12 voor IC. kaarnen wegemio 228 Imlre kilo; hoog 1.44 meter, in omvatyj 1.25 meter, en nog oonijg- amlcr KOPIOH. bevragen l>y e#n der ondcrgeteckeoden.* Namens 't coll. van Kerkv. te Nuuwlkkkhk F. BOUMA.N, Voorzitter.' J. K; LETTE, Secretarie. i Advertentie, opgenomen in de Zierikzeesche Nieuwsbode van dinsdag 2 juli 1872. Volgens het 'Woordenboek der Zeeuwse dialecten' is dit woord specifiek voor Schouwen-Duiveland. Over de oorsprong ervan lopen de meningen uiteen. Het meest aannemelijk lijkt dat het een verbastering is van het Franse woord échafaud, dat niet alleen schavot betekent, maar in ruimere zin ook: stellage, getimmerte. Voor de restauratie was het inderdaad echt een getimmerte. Met de stoelen is het een vreemd geval Aanvankelijk hebben middenin stoelen gestaan, maar in 1856 en 1859 zijn ze vervangen door banken. Bij de eerste fase van de restauratie, die in 1952 werd afgesloten, zijn de banken weer opgeruimd en vervangen door stoelen, die gemaakt konden worden van het oude eikenhout van de kap van de kerk. In 1579 is er al sprake van een preekstoel. In 1589 werd boven die preekstoel een klankbord aangebracht. De tegenwoordige kansel dateert uit het einde van de 17e eeuw. In 1772 is men het gave werkstuk gaan bederven door er verzenborden op aan te brengen. Het eikenhout werd naar de eisen van de tijd grijs geschilderd. Er kwamen gordijntjes en bekleding met franje. Omstreeks 1912 is de verflaag verwijderd. En bij de restauratie zijn verzenborden, gordijntjes en bekleding ook weer verdwenen. De preekstoel komt sinds die tijd weer in zijn oude strakke vormen tot zijn recht. Maar geen sprankje van de vroegere koperen ornamenten. Het eiken hek dat een afsluiting vormt van de 'tuun', dateert van omstreeks 1700. Vóór de restauratie was het ingetimmerd tussen de banken en imitatie-eiken geschilderd. Thans lijkt het te kort, maar dit wordt veroorzaakt doordat het voorheen veel dichter bij de preekstoel stond. Door het liturgisch centrum ruimer te maken ging een aantal zitplaatsen verloren. Daartegenover staat dat het middenpad is vervallen. In het liturgisch centrum zijn een twaalftal oude grafzerken bij elkaar gelegd. De oudste dateert van 1518. Enkele eeuwen hebben ze gediend als plaveisel van de gangpaden in de kerk. Ze dragen daar duidelijk de sporen van. Hetfraai gegraveerde zilveren doopbekken is een sieraad. Het zit verborgen in een passende houten standaard en is een geschenk van de emeritus predikant Ds. Lette. Het dateert van 1857. En dan het orgel. Pas in 1902 is na enige strijd besloten om een orgel aan te schaffen. Op 16 november van dat jaar is het in gebruik genomen. Het was geleverd door de firma Dekker te Goes. De notulen van de kerkeraad en die van de kerkvoogdij roemen om het hardst de nieuwe aanwinst. Het orgel werkte echtervolgens het pneumatische systeem, dat erg gevoelig is voor vocht en voor temperatuurschommelingen. Na de ramp was het onbespeelbaar. Het Rampenfonds schonk een nieuw orgel, dat vanaf 13 juli 1958 de gemeentezang begeleidt. Het werkt volgens het mechanische systeem. Wat omvang betreft is het ongeveer gelijk aan het oude orgel. Het heeft één klavier met aangehangen pedaal, zeven registers en 636 pijpen. Het is gebouwd door de firma van Leeuwen te Leiderdorp. Voor de verwarming van de kerk is enkele eeuwen gebruik gemaakt van stoven. Pas in 1904 is een kachel aangeschaft. Bij strenge kou gaf die echter niet voldoende warmte. Tegelijk met de laatste restauratie werd heteluchtverwarming geïnstalleerd. De verlichting Vervolgens noemen we een voorwerp dat jammer genoeg niet meer aanwezig is, namelijk de oude koperen kaarsenkroon. Reeds in 1856 kwam het voorstel om de kroon te verkopen 'en daarvoor lampligt in de plaatstedoen hangen'. Hetduurdetot februari 1872 voordat Heren Kerkvoogden tot verkoop besloten. De directe aanleiding was toen het aanbod van de predikant om de volgende winter zes avondgodsdienstoefeningen te houden, waartoe de verlichting kennelijk volledig ontoereikend was. Na met het hele college de nieuwe verlichting in de kerk van Bruinisse bekeken te hebben, die toch bleek 'ondoelmatig en kostbaar' te zijn, werd uiteindelijk besloten het voorbeeld van de Gasthuiskerk te Zierikzee te volgen. De verlichting daar was 'in alle opzigten verkieslijkervoorgekomen; waarom wordt voorgesteld, die, voor zoverre mogelijk, natevolgendeels door eenvoudige en gelijkmatig verdeelde hanglampen met kaptoestellen, deels door aan de zijden vastgehechtte wandlampen, met flinke branders voor bronolie'. In de vergadering van 7 juni 1872 gaven notabelen hun goedkeuring aan dit voorstel. Eén der kerkvoogden bood aan om de koperen kroon over te nemen tegen de prijs van 0,75 per kilo. Het college was van mening dat het beter was om een advertentie te plaatsen. En zo gebeurde. In de Zierikzeesche Nieuwsbode van dinsdag 2 juli 1872 lezen we: 'Te koop: Een koperen LICHTKROON voor 16 kaarsen, wegende 228 halve kilo: hoog 1,44 meter, in omvang 1,25 meter, en nog eenig ander koper'. Koperwerd de Nieuwerkerkse smid Joh. de Braai voor een bedrag van 95,-. Per saldo kostte de nieuwe verlichting in de kerk 132,--. Uit de toevoeging in de advertentie 'en nog eenig ander koper' wordt ons ook duidelijk hoe het komt dat we in de kerk niets meer bespeuren van oud koperwerk in de vorm van blakers, kandelaars, lezenaars, doopbekkenhouder of zandloperhouder. Het zal allemaal mee verdwenen zijn. Een totaalbedrag van 95,-- is ook niet niks voor al die oude troep. En het hoefde verder ook niet meer gepoetst te worden! Laten we wel zijn: dit is één van de schrijnende voorbeelden van de waarde-oordelen, zoals onze voorouders met name in de tweede helft van de 19e eeuw, die in vele gevallen toepasten. Of om de bewogenheid van Victor de Stuers in herinnering te roepen, echt 'Holland op zijn smalst'. De petroleumlampen zijn ondertussen nog eens vervangen door andere, totdat eind 1930 electrische verlichting werd aangebracht. De verlichting werd bij de tweede fase van de restauratie zeer verfraaid. De Hervormde Gemeente Oosterbeek adopteerde de Gemeente

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1988 | | pagina 12