VI v 19 t fr^a- ;2 --■£ 'if -7 - >.'r.-V rlféfr5rfw-fi£tfffBj^i,fl^-s.-v.tAJ'.'f-i^...<M/.J.«»A^W'r ';'7\>tm. i I -•.. - r'T"X. ia»» l Gezicht op Zierikzee vanuit het zuiden. Tekening van Cornelis Pronk uit 1743. Goed is hier te zien hoe groot de oude Sint-Lievensmonster was. neergeschreven:'een monsterlijke kerk doch dezucht naar vernieuwing, welke niet altijd een verfraaiing is, heeftonsditonooglijk product bezorgd'2. Dat de meesten er tegenwoordig anders overdenken, blijkt vandaag. Ten slotte herinnert de geschiedenis van de Grote Kerk er ook nog eens aan. dat de ons zo vertrouwde en vaak dierbare monumenten niet het eeuwige leven hebben. De Sint-Lievensmonster hield het eeuwen uit, veel langer dan welk levend wezen ook, maar legde in 1832 toch het loodje! Deze Grote Kerk was een kolossale hallekerk, ruim driemaal zo groot als de latere Nieuwe Kerk en zonder twijfel de grootste kerk in Zeeland. Zij was het product van een bouwgeschiedenis die mogelijk al vóór het jaar 1000 een aanvang had genomen en die eerst na 1500 in grote lijnen was geëindigd. Vele generaties bouwlieden hadden aan de kerk gewerkt en in haar rijke laat-gotische gedaante hield zij, samen met een aantal andere monumenten zoals het stadhuis, het Gravensteen en de stadspoorten, de herinnering aan Zierikzees glorietijd levend. Deze taak rust thans dus geheelopde schouders van de Sint-Lievensmonstertoren. Dat deze toren onvoltooid bleef weet iedereen en, ook al is het bij lange na niet gelukt, dat men naar onze stellige overtuiging bij het begin van de bouw het plan koesterde de Utrechtse Domtoren in hoogte de loef af te steken, is iets dat merkwaardig genoeg de Zierikzeeënaren door de eeuwen heen tot tevredenheid is blijven stemmen. De brand die de Grote Kerk te Zierikzee noodlottig zou worden, werd in de nacht van zaterdag 6 op zondag 7 oktober 1832 ontdekt. Het vuur had naar alle waarschijnlijkheid al geruime tijd om zich heen kunnen grijpen, want op de voorafgaande vrijdag was er nog aan het kerkdak gewerkt en loodgieter Jacob Kodde zou een niet goed afgedekte vuurpot in een der goten hebben laten staan. Achteraf zouden er ook andere verklaringen voor de brand worden gegeven. Feit was, dat al gauw het gehele dak in lichterlaaie stond. De toegesnelde bevolking zette zich massaal aan het blussenmaar men kon niet veel méér doen dan de omliggende bebouwing brandvrij houden. De kerk zelf was reddeloos verloren. Het moet een kolossale brand zijn geweest: de vuurgloed werd die nacht tot in Zeeuws-Vlaanderen en Holland waargenomen en duidelijk geïmponeerd schreef een ooggetuige later: 'Majestueus en indrukwekkend was het gezicht der ontzettende vlammenzee, die zich uit de hooge muren der kerk verhief of door de verbrijzelde kerkramen zich vertoonde'. Op zondagochtend was men de brand meester en pas na twee dagen nablussen kon de balans worden opgemaakt. De muren en zuilen stonden nog overeind, maar de zware balken, die brandend en wel naar beneden waren gekomen, hadden grote schade aangericht. Veel zerken waren gebroken en grafkelders ingestort. De natuursteen van de zuilen was door de hitte beschadigd en van de kostbare inventaris was zo goed als niets over. Het pronkstuk van de kerk, het ruim zestig jaar eerder geïnstalleerde Batz-orgel, was totaal verwoest. Alleen de toren, die ook in de middeleeuwse situatie al los stond van de kerk, was behouden gebleven. Wat was het effect van deze gebeurtenis op de Zierikzeese gemeenschap? Hoe reageerde men op deze ramp? Het besef van het verlies van een historisch monument van onschatbare waarde, zoals wij dat nu zouden formuleren, zal bij de meesten niet zijn opgekomen. Men ondervond veeleer het De Grote Kerk vanuit het zuiden. Gravure uit de tweede helft van de 17e eeuw. Opmerkelijk is de afbeelding van de toren in voltooide staat, welke door een der engelen wordt vastgehouden. iS' Li JLY gpir.Jptsji'

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1988 | | pagina 19