22 Interieur van de Sint-Antomuskerk te Breda (foto: RDMZ Zeist). waarschuwde tegelijk wèl dat de bouw duurder zou gaan uitvallen dan was berekend. De kerkvoogdij sloeg hierop niet voldoende acht en men ging in het voorjaar van 1835 overtot de aanbesteding. Nadat was gebleken dat alle aannemers die hadden ingeschreven, ver boven het begrote bedrag zaten, vroeg men Huijsers of zijn berekeningen eigenlijk wel klopten. Hij beweerde daarop met grote stelligheid dat dat het geval was en bood ten slotte aan het werk dan desnoods maar zelf uit te voeren. Hoogst waarschijnlijk was deze manoeuvre slechts bedoeld om te laten zien hoe zeker hij van zijn zaak was, maar hij liep ermee in eigen val. De kerkvoogden hielden hem namelijk aan zijn toezegging en in 1835 was de architect van de Zierikzeese Nieuwe Kerk ineens ook de aannemer van het werk geworden. Nu begon de ellende pas goed. De werkzaamheden hadden nog wel een redelijk voortvarende start, maar al gauw kwam Huijsers in financiële moeilijkheden. Aanvankelijk sprongen de kerkvoogden nog bij door middel van voorschotten, maar eind 1836 was voor hen de maat volZij weigerden opnieuw geld te fourneren en dat betekende het einde voor de architect-aannemer, die zich niet meer in Zierikzee vertoonde en kort daarop failliet werd verklaard. Hierna bleek pas hoezeer de oorspronkelijke begroting ernaast had gezetenmaar liefst 27.000 guldenEr volgde een juridisch steekspel dat al met al tot eind april 1844 duurde. Toen de zaak eindelijk uit de wereld was, hadden de werkzaamheden ruim zeven jaar stilgelegen en Zierikzee had op dat moment, bijna twaalf jaar na de brand, nog steeds niet meer dan funderingen en half afgemaakte muren. Men ging nu met de Middelburgse stadsarchitect G.H. Graussinzee. Deze wijzigde de bestaande plannen, waarna een en ander opnieuw ter goedkeuring werd voorgelegd aan Abraham Caland. Diens ster was in de tussenliggende tien jaar gestegen. Hij was nu hoofdingenieur van Waterstaat in het district Zeeland en lid van Provinciale Staten en woonde in Middelburg. Met de rijkssubsidie, die afhankelijk van zijn oordeel over de plannen al dan niet zou worden verstrekt, had de oud-Zierikzeeënaar Caland een machtig wapen in handen, een wapen dat hij ook gebruikte! Hij achtte het onaanvaardbaar dat Grauss bij zijn wijzigingen de zuilenportiek van Huijsers had geschrapt. Hierdoor zou het gebouw, zo schreef hij, nu juist 'van het eenigen schoon (...(worden beroofd'. In ruil voor terugkeer van het monumentale front moest dan maar hetdwarsschip worden opgeofferd. Node legden de kerkvoogden en architect Grauss zich bij deze inmenging neer. Financieel afhankelijk als zij waren, konden zij ook niet anders! Nu stond niets de afbouw meerindeweg. Eind 1845 kwam er weer beweging op de bouwplaats en in het voorjaar van 1848 was de kerk gebruiksgereed. Zo had Zierikzee dan toch eindelijk zijn Nieuwe Kerk gekregen: een rechthoekig gebouw met een klassiek tempelfront. Dat dit gebouw in de loop van zijn geschiedenis bepaald niet steeds onverdeelde waardering heeft geoogst, is al eerder vermeld. Interessant is in dit verband de pennestrijd die in 1920 ontbrandde naar aanleiding van het plan der kerkvoogdij de kerk te laten slopen. Niet minder dan 700 leden van de Hervormde gemeente zetten toen hun handtekening onder een brief die tegen de voorgenomen afbraak

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1988 | | pagina 22