ill 23 protesteerde. Zij meenden dat de Nieuwe Kerk, 'ofschoon op zich zelf geen bouwkundig gewrocht, toch een onmisbaar onderdeel' vormde van het stedelijk schoon vanZierikzee. DeZierikzeesche Nieuwsbode schreef vervolgens over de kerk: 'Fraai is zij niet in haar dor classicisme, doch zij is een type van haar tijd en wellicht zelfs een der voornaamste. Wanneer de Nieuwe Kerk verdient bewaard te worden, dan is het als karakteristiek vertegenwoordigstervan haartijdperk.dat nu eenmaal op bouwkundig gebied niet uitmuntte. Hare architectonische beteekenis ligt, meer dan in hare schoonheid in haar historisch belang, namelijk als een schakel in den ontwikkelingsgang onzer bouwkunst'8. Anderen waren het echter geheel oneens met deze genuanceerde benadering. Zij meenden dat deze kans om van een zo lelijk bouwwerk af te komen, met beide handen moest worden aangegrepen, om daarmee 'de schoonheid van Nederland te verdedigen tegen de kunsthistorici'9. De Nieuwe Kerk werd in 1920 niet gesloopt en kon mede daardoor driekwart eeuw later worden gerestaureerd. Keren wij thans terug tot de belangrijkste 'vormgevers' van het gebouw waarin we bijeen zijn. Als de voornaamste ontwerper moet de in het jaar van de voltooiing overleden Pieter Huijsers blijven gelden. Omdat wij niet gehinderd worden door de hoofdbrekens die hij zijn opdrachtgevers bezorgde, kunnen we de architect in hem dankbaar zijn voor een kloek en uitzonderlijk gebouw en voor een reeks hoogst belangwekkende ontwerptekeningen. Caland, die met een pennestreek de definitieve vorm bepaalde, komt de eer toe het 'gezicht' van de kerk gered te hebbenHij gaf hiermee, zonder de ontwerper te zijn, toch een zekere invulling aan het begrip 'waterstaatsarchitectuur', een begrip dat de laatste tijd juist aan herijking onderhevig is10. Wat lange tijd als 'typisch waterstaat' is gezien, namelijk de zuilenportiek voorzien van een fronton en vaak bekroond door een koepeltoren, blijkt hoe langer hoe minder ook werkelijk 'waterstaat' te zijn. Het is veeleer gewoonweg een uiting van de destijds heersende stijl, het neoklassicisme. En wanneer Waterstaatsingenieurs daadwerkelijk als ontwerpers van kerken optraden (en zich dus niet louter beperkten tot het al of niet fiatteren van andermans plannen), dan lieten zij het gewoonlijk bij uiterst sobere, ornamentloze preekschuren, dit natuurlijk om zo de totale bouwkosten en dus ook het subsidie-aandeel te drukken. Calands Zierikzeese inmenging vormt hierop weliswaar een uitzondering, maar men kan zich afvragen of het wel in de eerste plaats de Waterstaatsingenieur was die hier optradvermoedelijk was het in hogere mate de oud-ingezetene van de stad Zierikzee, die naar alle waarschijnlijkheid ook ooggetuige was geweest van de brand in de nacht van 6 op 7 oktober 1832. Wat ten slotte de Middelburgse stadsarchitect Grauss betreft, op wiens naam ook een totaal ander bouwwerk als de ijzeren Spijkerbrug in Middelburg staat: hij tekende voor hetgeen wij hier om ons heen zien. het interieur compleet met de preekstoel, het doophek en de banken. Op 21 mei 1848 werd de kerk plechtig in Het eerste ontwerp van Huijsers: de koepelkerk, hier met toren. 1833. Het eerste ontwerp van Huijsers: de koepelkerk, hier zonder toren. 1833. f w

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1988 | | pagina 23