14
Meester van Delft, Sint-Martinus als bisschop met
schenker, 16e eeuw, Rijksmuseum Amsterdam.
gedachtig aan het spreekwoord 'als de
nood het hoogst is, is de redding nabij', is
het tij gekeerd. Er zijn jaren verstreken
waarin het proces van achteruitgang van
het gebouw met de dag verder in een
stroomversnelling raakte; jaren waarin de
moedeloosheid bij de verantwoordelijke
bestuurders en andere betrokkenen soms
de overhand dreigde te krijgen, maar
waarin uiteindelijk toch de taaie
vasthoudendheid zegevierde.
Voor de buitenwereld verborgen zijn achter
de schermen steeds opnieuw de
aktiviteiten ondernomen die noodzakelijk
waren om tenslotte in 1986 resultaat te
boeken. Vanaf het moment dat de
positieve beslissing van de Rijksdienst voor
de Monumentenzorg bekend was, is geen
tijd meer verloren gegaan. Onder leiding
van het Architecten- en Ingenieursbureau
Berghoef Hondius Lamers te Aalsmeer is
het aannemingsbedrijf Huurman bv te Delft
in mei 1987 met de werkzaamheden
begonnen.
Het gebouw
Behalve het weghalen van de toegangstrap
naar de in 1898 aangebrachte deur in de
koorsluiting, die nu als zodanig buiten
gebruik is gesteld en het aanbrengen van
een nieuwe toegang in de noordwand van
het koor, zijn uitwendig geen opvallende
veranderingen aangebracht. Het meest in
het oog lopende onderdeel van de
spraakmakende restauratie van 1898, de
afgeplatte kap van het schip, is niet
gewijzigd. Maar aan echt herstel- en
restauratiewerk was veel te doen.
Zoals dat dikwijls bij restauratie van oude
gebouwen het geval is, was het ook hier:
de toestand van muurwerk en vooral
steunberen bleek nog ernstiger dan op
grond van de onderzoekingen werd
verwacht. De steunberen van het koor
moesten voor het grootste deel vernieuwd
worden; de kern was meestal afgescheurd
van de gevel. Ook de gevelvlakken
moesten hier gedeeltelijk worden
vernieuwd. Aan de zuidbeuk moesten de
steunberen zelfs voor 80% vernieuwd
worden, terwijl bleek dat een tweetal
steunberen zeer slordig van een fundering
was voorzien. Ook aan de noordgevel
was indringend herstel van steunberen en
gevelvlakken nodig.
Aan de binnenzijde was herstel van vele
scheuren en slecht mestelwerk - resultaat
van vroegere slordige herstellingen - hard
nodig. Vooral de noordgevel en meer nog
de westgevel tegen de toren bleken, na
goed bloot gemaakt te zijn, in een
erbarmelijke slechte toestand te verkeren.
Ook de kappen en de daken hebben veel
aandacht gekregen. In de koorkap
moesten de muurplaten worden vernieuwd
en de sporen aangelast. Ook het
dakbeschot en de blokkeels van de
spanten moesten hier gedeeltelijk worden
vervangen. De muurstijlen werden met
epoxyhars hersteld. Het loodwerk is
vernieuwd en het dak is van een nieuwe
bedekking met Franse leien voorzien. Het
vermoedelijk 16e eeuwse kruis op het
koordak is hersteld, terwijl een nieuwe
windvaan werd bijgemaakt. De kap van de
zuidbeuk werd voorzien van een nieuwe
goot met muurplaten, nieuw loodwerk en
een gedeeltelijk nieuw dakbeschot. Ook
hier was het aanlassen van sporen
noodzakelijk.
Het leiwerk werd gerepareerd en de
koppen van de trekbalken werden met
epoxyhars hersteld. Van de kap van het
schip werden de goten en het lei- en
loodwerk vernieuwd. Het platte deel van
het dak werd van een kurkisolatie voorzien,
waarop een zinken velsdak werd
aangebracht.
De in 1898 in de koorsluiting gemaakte
hoofdingang is aan de binnenzijde
dichtgemetseld en verplaatst naar de
noordwand van het koor. De bij de oude
ingang behorende hardstenen trap is in het
straatwerk opgenomen. In het koor is het
schilderwerk van het gewelf, daterend uit
Het gerestaureerde koor komt uit de steigers.