20
De piscina met de bijbehorende nissen in de koorsluiting.
Eén van de kaarsennissen in de noordwand van het schip.
oorlogen, plunderingen. Processies tegen
epidemieën, vooral tegen de pest, de
'zwarte dood', als de meest gevreesde
ziekte.
Bij een processie verliet men samen met
de priester de kerk door de zuiddeur,
maakte een ommegang door het dorp, om
door de noorddeur weer binnen te komen.
We dienen hierbij aan te tekenen dat dit
typisch Vlaams is. De invloed van
Vlaanderen was echter in onze omgeving
dermate groot dat we er van uit kunnen
gaan, dat een dergelijk gebruik van noord
en zuiddeur ook in deze streken gangbaar
was. Het noorden was de zijde van het
kwaad en het nog niet gekerstende
heidendom. Het zuiden was het einde van
het leven. Door de zuiddeur werden
daarom de doden uitgedragen, voor zover
die op het kerkhof begraven werden.
Net zo interessant als het terugvinden van
de noorddeur in het schip van de kerk, is
de ontdekking van de piscina, de wasbak
voor de priesters. Deze werd weer
tevoorschijn gehaald in de zuidoostelijke
kant van de koorsluiting, vlak bij de plaats
waar het hoofdaltaar gestaan heeft. Dit is
de meest gangbare situering. Na eeuwen
dichtgemetseld en weggepleisterd te zijn,
is dit nu een sieraard voor het gebouw. In
de piscina kon een waterketeltje met twee
tuiten hangen. Het diende voor de priester
om vóór de viering van de Eucharistie zijn
handen te wassen en daarna het vaatwerk
af te spoelen. Ook in de dienst gebruikt
water kwam via de afvoer, horizontaal door
de buitenmuur, op de gewijde grond van
het kerkhof. Men liet op deze wijze 'Gods
water over Gods akker' lopen. Aan de
buitenkant is de plaats van de piscina-
afvoer niet terug te vinden.
Naast de piscina zien we zowel links als
rechts een tweetal nissen boven eikaar. De
betekenis van deze nissen is mogelijk als
volgt. Links boven was een bordje
bevestigd met de aanduiding 'ante'. In
deze bovennis hing de handdoek die door
de priester gebruikt werd vóór de
Eucharistieviering. Rechts boven een
bordje met de tekst 'post'. Dit was de
plaats van het kelkdoekje voor gebruik na
de viering van de Eucharistie. In één van
de benedennissen stond wellicht het water
en de wijn voor de dienst.
Behalve het hoofdaltaar waren in de kerk
nog altaren gewijd aan St. Jacob, de
Heiige Maagd Maria, St. Nicolaas en St.
Wilgefortis. De plaats waar deze altaren
opgesteld waren, is ons niet meer bekend.
Het toeval wil dat buiten de kerk, naast de
koormuur, een vrijwel gave altaartafel,
vervaardigd van ledesteen, met een lengte
van 133 cm en een breedte van 86 cm, is
gevonden. In vergelijking met een
gevonden stuk van een andere, dikkere en
grotere hardstenen altaartafel, is het
waarschijnlijk dat hier sprake is van één
van de bij-altaren. Omdat vooral de
altaartafel bijzonder rijk is aan
christologische symboliek, dienen we hier
bij stil te staan. Zij is altijd van steen en uit
één stuk, als beeld van de steen, door de
joden verworpen, die echter tot de
hoeksteen geworden is.
Normaal is zo'n altaartafel voorzien van
een vijftal ingebeitelde wijdingskruisen, vier
dichtbij de hoeken en één in het midden.
Deze vijf wijdingskruisen duiden op
Christus' wonden aan het kruis. Ook
symboliseren de vier kruisjes op de hoeken
de vier windstreken, die door Christus'
kruisdood verlost werden. Het vijfde in het
midden herinnert er aan dat dit te
Jeruzalem, het middelpunt van de wereld,
geschiedde. Het vreemde aan deze
altaartafel is, dat het kruisje, dat normaliter