33 Het uit 1906 daterende orgel geplaatst voor de galerij welke in 1682 werd aanbesteed door Pieter Boudaen Courten, heer van Popkensburg en Sint-Laurens. Links van het orgel is het wapen van Boudaen te zien. (foto: les Lamain, Zeeuws Documentatiecentrum) overheidsgeld voor de protestantse eredienst ingericht. De ingezetenen van Sint Laurens vonden deze situatie niet ideaal en wendden zich tot de overheid om een eigen plaats van samenkomst en een eigen kerkeraad te verkrijgen. Op 9 april 1610 beschikten de Gecommitteerde Raden van Zeeland, dat voortaan zondagsmorgens een kerkdienst te Sint Laurens zal worden gehouden waar een predikant van Middelburg, Veere of Arnemuiden per toerbeurt zal voorgaan. De eerste predikatie vond plaats op 18 april 1610, terwijl de eerste kerkeraad werd gevormd op 13 juni 1610. Als kerk werd een woonhuis gelegen op 's heerenvroon binnen de parochie' ingericht. Dit huis heeft tot 1 januari 1645 dienst gedaan als kerk, waarna het is afgebroken en er een nieuw huis is opgetrokken. De vervulling van de predikbeurten verliep niet altijd even vlot. Men was bang dat de gemeente zou verlopen, zodat in 1620, 1629, 1632 en 1635 pogingen werden gedaan een eigen predikant te krijgen. Deze verzoeken aan de Staten van Zeeland werden gesteund door de Statenafgevaardigden van Middelburg. Aangezien ze op niets uitliepen, heeft de Classis Walcheren twee predikanten afgevaardigd om bij de Staten van Zeeland de noodzakelijkheid van een predikant te Sint Laurens te bepleiten. Toen ook de Eerste Edele, Joh. de Knuyt, een gunstig advies gaf, werd op 28 oktober 1639 eindelijk toestemming verleend om een predikant te benoemen. Het beroepingswerk was opgedragen aan het Collegium Qualificatum, bestaand uit kerkeraard, afgevaardigde van de plaatselijke overheid en de ambachtsheer (Middelburg), die twee stemmen had. De keuze viel op Pieter van Essen, predikant te Philippine en zoon van een burgemeester van Middelburg. Pieter van Essen trok vele toehoorders ook uit omliggende gemeenten, zoals Middelburg. Het huis, dat als kerk werd gebruikt, was te klein voor zoveel kerkgangers. Bovendien vreesde men voor een ongeluk daar het in een vervallen staat verkeerde. De kerkeraad besloot daarom om zich op 11 maart 1640, door middel van een deputatie, bestaande uit de predikant en een ouderling, tot de ambachtsheer (de burgemeester van Middelburg) te wenden voor advies. Naar aanleiding van dit overleg benoemde Middelburg een commissie die de resterende muren van de Middeleeuwse kerk moest inspecteren. De uitkomst van dit onderzoek was dat 'voorsz. staande muren nog sterk en suffisant bij haer zijn bevonden' en dat naar goede 'apparentie' met de werklui die betrokken waren bij de inspectie besloten en 'geresolveert' wordt een nieuwe kerk op de muren te bouwen. Op 22 maart 1640 valt dan ook het besluit over te gaan tot herbouw van de oude kerk. Waarom op dat moment niet direct tot uitvoering van deze beslissing is overgegaan, is onbekend. Eerst op 7 juni 1642 wordt weer iets vernomen over de nieuwe kerk. De Raad van Middelburg verleent dan toestemming om met een intekenlijst voor het inzamelen van gelden voor de bouw van de kerk rond te gaan. Weer stagneert de zaak en Sint Laurens wendt zich eind 1643 met een request tot Middelburg. Op 2 januari 1644 beslist de Raad van Middelburg dat de oude modellen en op papier gezette concepten voor de bouw van de kerk opnieuw, samen met Sint Laurens, bekeken zullen worden. Tevens zal worden nagegaan hoeveel de voornaamste ingezetenen van Sint Laurens en andere geïnteresserden willen bijdragen. Reeds op 3 januari 1644 verschijnt burgemeester Elfsdijck van Middelburg in de kerkeraadsvergadering. Hij deelt mede, dat Middelburg zeer welwillend tegenover de bouw van de kerk staat en de kerkeraad met de thesauriers moet overleggen. Voor een vlotte afwerking kan naar zijn oordeel het beste een deputatie uit de kerkeraad worden gevormd. Deze vaardigt de

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1989 | | pagina 33