34
Het orgel na de restauratie van 1952. Het voorportaal en daarmede de galerij zijn verkleind. Het gewelfde plafond is
vervangen door een recht plafond met balken. De armen van de lichtkroon zijn gedraaid zodat de lampen nu naar boven
zijn gericht. Links is een rouwbord te zien. (foto: J. Griep, Sint-Laurens).
predikant en twee ouderlingen af. Na enige
keren overleg tussen de thesauriers en de
deputatie komt Sint Laurens op 3 februari
1644 met het volgende voorstel: de
kerkeraad is genegen de gehele bouw voor
haar rekening te nemen als Middelburg
naast het bedrag van de intekenlijst nog
500 wil bijdragen. De Raad van
Middelburg kan met dit voorstel accoord
gaan mits Sint Laurens van de
Gecommitteerde Raden van Zeeland de
toezegging verkrijgt, dat zij de jaarlijkse
reparaties van de kerk voor hun rekening
nemen. De Gecommitteerde Raden
zeggen dit toe tenminste als de kerk naar
behoren is gebouwd. Zo kan dan eindelijk
op dinsdag 5 april 1644 te Sint Laurens in
aanwezigheid van de heren Mr Paulus van
de Perre en Paulus Janssen van
Serooskerke, thesauriers van Middelburg,
de aanbesteding plaats vinden. De oude
muren zullen worden afgebroken en er zal
een geheel nieuwe kerk worden
opgetrokken.
Bouw nieuwe kerk
In het archief van de ambachtsheerlijkheid
Popkensburg bevinden zich twee
bestekken en condities voor de te bouwen
kerk. De ene is opgesteld door Middelburg
en de andere door de kerkeraad van Sint
Laurens. In beide gevallen gaat het om een
zaalkerkje, het type kerk dat in de 17e
eeuw vaak werd gebouwd, bekroond met
een open klokketorentje. In het
Middelburgse bestek is de toren een
zeskant, in het Sint Laurense een vierkant.
Gezien de overeenkomst met Middelburg
is de kerk aanbesteed volgens het bestek
van de kerkeraad. Volgens dit bestek moet
de kerk de volgende afmetingen krijgen:
lang 68 Middelburgse voeten, breed binnen
de muren 34 voeten en hoog boven de
vloer 21 voeten. Boven de kap een toren
groot 4 voeten in het vierkant. De stijlen
van de toren dienen 23 voeten lang te zijn
en de makelaar 10 voeten. Op de toren
een vergulde haan en appel. Voor de
ingang een houten portaal, gedekt met
leien.
Bij de aanbesteding wordt het timmerwerk
aangenomen door Frans Snickers voor
£380 het metselwerk door Machiel
Adriaenssens en Adraen Kerby voor £423
welke beide laatsten ook het leiendak en
het loodgieterswerk voor £150 aannemen.
De metselaars zijn verplicht, de muren en
fundamenten van de Middeleeuwse kerk af
te breken, de stenen schoon te bikken en,
zover bruikbaar, te verwerken in de
fundamenten. De fundamenten van het
koor hoeven niet afgebroken te worden. De
kerk dient 11 steunberen en 7 vensters, 3
in iedere lange muur en één boven de
ingang te krijgen. Het gebouw komt op
dezelfde plaats als de Middeleeuwse kerk
te staan. Alleen had de oude kerk de
ingang naar het westen, gericht op het
kasteel, terwijl de nieuwe kerk een ingang
naar het oosten, gericht op de dorpsstraat
krijgt.
Voor er tot de bouw overgegaan kan
worden moeten twee huisjes worden
afgebroken. De één stond tegen een van
de muren van de oude kerk en de andere
in de weg op het kerkhof.
Van het interieur van de kerk kan men zich
een beeld vormen aan de hand van de
kerkeraadsnotulen en de bewaard
gebleven bestekken voor het binnenwerk
en de preekstoel. Het binnenwerk wordt
aangenomen door Frans Snickers voor
£108. Hiervoor moet hij langs de muren
rondom een bank maken en daarboven
een beschot van 5 voeten hoog. Buiten de
tuin (de omheinde ruimte rond de
preekstoel) moet het beschot van goed
grenen en in de tuin van goed droog
wagenschot (eikenhout) worden gemaakt.
De muren boven het beschot worden
gewit. Het doophek, met twee deuren,
moet van eikenhout en zo breed als de
kerk worden gemaakt met negen stijlen
waarop ronde bollen en zoveel gedraaide
pilaren als er nodig zullen zijn. Aan dit hek
zal een grenen bank worden gemaakt. Bij
het binnenwerk behoorde ook nog de
levering van 3 lessenaars en het maken
van een portaal voor de ingang. Dit portaal
had de volgende maten: 7 voet diep, 11
voet breed en 9 voet hoog en gedekt met
een leiendak.
De preekstoel, die tegen de westmuur
geplaatst moest worden, werd op 14
september 1644 aanbesteed aan Adriaen
van Deelen voor £34 en diende in 8 weken
geleverd te worden. In het bestek staat dat
de stoel, zowel qua vorm, als decoratie
gelijk moet worden aan die in de Oude
Kerk te Middelburg nl. zeskantig met
'poortkens' gesneden en gemaakt van
goed wagenschot dat heel droog en niet
'speckigh' noch wormstekig is. Alleen moet
hier de bovenste lijst rond en vol in de
kanten gemaakt worden met een gesneden
'vase'. Boven de stoel moet een hemel (of
klankenbord) met een lijst en daaraan een
vaas met 'appeltjens', zoals aan de lijst van
de stoel en onder in het midden ervan een
roos. Dit klankbord moet 2 voet kleiner zijn
dan die in de Oude Kerk. Achter de stoei
moet een achterpaneel, op dezelfde
manier gedecoreerd als de stoel, komen.
Voorts moet de aannemer in deze stoel
een deur maken en daan/oor ook een slot
en hanger, gelijk aan die van de stoel van
de Oude Kerk, leveren.
De preekstoel en het doophek zijn in de
Franse Tijd, toen er een belasting op
eikenhout rustte, wit geschilderd. De
verflaag is bij de preekstoel rond 1920
verwijderd, bij het doophek bij de
restauratie van 1952. Bij de bouw werd er
voor de preekstoel nog een lessenaar en
een 'santlooperhuysken' geleverd.
Tijdens de bouw van de kerk werd er tegen
de westmuur een consistorie opgetrokken,
die tot 1928 in gebruik is geweest. Hij werd
toen te klein bevonden. Na enige discussie
in de kerkeraad werd besloten hem af te
breken en een nieuwe op te bouwen over
de hele breedte van de westmuur
waardoor 3 meter werd gewonnen. De