36
zal worden geplaatst. Tevens zal voor
iedere zitplaats in het bocht jaarlijks aan de
diaconie 1moeten worden betaald.
Bovendien zullen deze zitplaatsen niet
automatisch bij overlijden van de heer
d'Assonville overgaan op zijn erfgenamen.
Hiervoor zal, na een speciaal verzoek,
toestemming van de kerkeraad moeten
worden verkregen. De heer d'Assonville
gaat met deze voorwaarden accoord.
Buiten medeweten van de kerkeraad laat
hij echter de stoel vervallen en laat een
bocht van vijf zitplaatsen vervaardigen.
De heer Grigorie, ambachtsheer van
Brigdamme, schrijft op 28 april 1787 dat
het bocht in de kerk te Sint Laurens ten
dienste van de vrouw van de heer
d'Assonville, gewezen ambachtsheer van
Brigdamme, door hem ter beschikking van
de kerkeraad wordt gegeven. De kerkeraad
besluit het dan ter beschikking te stellen
aan de heer J. van Citters, ambachtsheer
van Sint Laurens en Popkensburg, in ruil
voor een ander bochtje en twee stoelen die
gebruikt worden door de bedienden van de
ambachtsheer. De heer Van Citters is
hiervoor niets aan de diaconie
verschuldigd.
De heer Van Citters, sinds 1762
ambachtsheer van Sint Laurens, had nog
een andere bocht in zijn bezit. Op 8 januari
1764 laat hij nameljk, bij monde van de
predikant, aan de kerkeraad weten, dat de
ambachtsherenbank te klein is voor zijn
familie en verzoekt het aantal zitplaatsen
uit te breiden. De kerkeraad is hier gaarne
toe bereid. Wel zal de dominee bij het
overbrengen van het besluit van de
kerkeraad de ambachtsheer moeten wijzen
op de hem niet onbekende zware
financiële lasten van de diaconie. De
ambachtsheer verklaart zich hierop bereid
de onkosten voor de uitbreiding op zich te
nemen. Uit de kerkeraadsnotulen van 1800
blijkt de toenmalige ambachtsheer, de heer
J. Verheye van Citters, de beschikking te
hebben over drie bochten met in totaal 11
zitplaatsen. Een bank met vijf zitplaatsen
staat tegen het doophek en de twee
anderen staan tegen de zuidmuur aan
weerszijde ervan,
In de tuin bevonden zich verder nog de
bochten voor de kerkeraadsleden, gelegen
tegen de westmuur ter weerskanten van de
preekstoel en het bocht voor de
predikantsvrouw aan de noordmuur. In
1794 verkrijgen schout en schepenen van
Brigdamme toestemming om een bank
voor negen personen naast
laatstgenoemde bank te plaatsen. Hij moet
qua vorm, fatsoen en beschildering gelijk
zijn aan die van de wet (plaatselijke
overheid) van Popkensburg. Op de bank
mag het wapen van 'Breedamme' of de
woorden "t gerecht van Breedamme'
worden geplaatst. Waar de wetsbank van
Sint Laurens heeft gestaan is niet bekend.
Buiten de tuin bevonden zich langs de
muren de zgn. mannenbochten. Alle
bochten tegen de muren waren zowel
binnen als buiten de tuin voorzien van een
luifel.
In het midden van de kerk stonden stoelen,
dit in verband met het begraven in de kerk.
Blijkens de notulen werden in 1896 ook
hier banken geplaatst. Bij de restauratie
van 1952 zijn de bochten en luifels, die
allen in een slechte staat verkeerden,
verwijderd en vervangen door nieuwe
banken onder het motto, dat restaureren
duur is en de kerkvoogdij thans voorjaren
van kostbare reparaties aan zitplaatsen is
gevrijwaard.
Het kerkhof en de wapenborden
Rond de kerk lag het kerkhof waar in 1645
een muur omheen werd gebouwd. De
voormuur, strekkende langs de
dorpsstraat, werd door de kerkeraad
uitbesteed aan Jacob Snickers. In het
muurtje dienden twee poortjes te komen;
een grote waar een lijk doorgedragen kon
worden en een kleine. De zijmuren
moesten op kosten van de huurder van het
huis, dat op het kerkhof stond, worden
opgericht. De voormuur werd in 1894
afgebroken en vervangen door een ijzeren
hek. Bij de restauratie van 1952 werd er
weer een stenen muur langs de straatzijde
opgetrokken.
Op het kerkhof waren notebomen geplant
waarvan de diaconie jaarlijks inkomsten
had door de verkoop van noten en hout.
Vanwege deze inkomsten waren de
kerkhoven op het platteland vaak dicht
beplant. De bomen stonden op vele
plaatsen tot dicht aan de kerkmuren. Dit
leidde niet alleen tot vocht in de gebouwen
maak ook tot aantasting van de muren.
Tengevolge hiervan vervaardigen de heren
Gecommitteerde Raden van Zeeland, die
veelal belast waren met het onderhoud van
de kerken, in 1760 een resolutie uit. Voor
het behoud van de kerken werd bepaald
dat voortaan geen bomen op kerkhoven
mochten worden geplant, als ze niet
tenminste twee roeden van de muren
kwamen te staan. Bovendien moesten alle
bomen, die binnen deze voorgeschreven
afstand van twee roeden stonden, het
komende winterseizoen verdwijnen. In Sint
Laurens werden daarom vier notebomen
gekapt.
Al direct bij het gereedkomen van de kerk
wordt het begraven erin toegestaan. De
kosten hieraan verbonden zijn £2 voor een
volwassene en £1 voor een kind. Wie een
eigen graf wilde, moest daar eveneens
voor betalen: voor een graf met de
afmetingen van 6 voet lang 3 voet breed
£5, voor een dubbel graf eens zo veel. Het
grat moet op eigen kosten worden
geopend en nog dezelfde dag met
kalkmortel worden gesloten. Des zondags
hoeft het graf niet meteen gesloten te
worden en mag pas na de tweede
predikatie worden geopend.
Volgens de rekeningen van de diaconie
vond de eerste begrafenis in de kerk plaats
in 1656. Het is niet bekend of tot de
invoering van de nieuwe begrafeniswet in
1830, waarbij begraven in de kerk
verboden werd, daarin doden zijn bijgezet.
Mr J. Verheye van Citters, heer Van Sint
Laurens en Popkensburg, overleden op 17
juli 1823, werd te Sint Laurens op het
kerkhof vlakbij de kerk ter aarde besteld.
Zijn grafsteen is nu rechts van het portaal
in de buitenmuur aangebracht.
Middelburgers lieten zich ook wel te Sint
Laurens begraven, omdat hier de kosten
lager waren. Bij de restauratie van de kerk
in 1952 kwamen er twee grafstenen
tevoorschijn. Op de ene stond; 'Hier leght
begraven Marines Marinissen Overleden
den 28 April 1706 In de houderdom van
zijn 53ste jaar.' Op de andere:
'Begraafplaatze van Vrouw Catharina
Elisabet Roman, weduwe wijlen den
WelEdelen Gestengen Heer Mr. Abraham
van der Cruijsse, in zijn weledele leven
Raatsheer in den Hoogen Raad etc.
Overleden den 9 september 1752. Ook van
Vrouwe Maria Elisabeth Morelyon,
gebooren van der Cruijsse, haare dogter,
overleden den 25 Mei 1782'.
Wat nu nog herinnert aan het begraven in
de kerk zijn zes rouw- of wapenborden die
aan de wand hangen. Was iemand in de
kerk begraven dan werd vaak in de
nabijheid van zijn graf een bord, waarop
vermeld waren zijn wapen en het jaartal
van geboorte en overlijden, opgehangen.
Voor het ophangen van een bord diende
men wel te betalen. Na de komst van de
Eransen in ons land in 1795 gaf de
regering in 1798 bevel alle tekenen van
onderscheid uit de kerken te verwijderen.
De borden konden door de families, die
daar recht op hadden, worden
teruggekocht. Gebeurde dat niet dan
werden ze vernietigd. In de
diaconierekening van 1798 komt een post
voor van 9 schell. afkomstig van door de
kerk verkochte wapens die door de
eigenaren waren afgestaan. Hoe de thans
nog in de kerk hangende wapenborden
bewaard gebleven zijn en waar ze
oorsponkelijk hebben gehangen, is
onbekend. Het zijn alle rouwborden van
eigenaars van het kasteel Popkensburg,
toen de ambachtsheerlijkheid nog in het
bezit van Middelburg was. De borden
hebben jarenlang op het gemeentehuis van
Sint Laurens gehangen. Bij de opheffing
van de zelfstandige gemeente Sint Laurens
is 1966 zijn de wapenborden aan de kerk
geschonken. De kerkeraad heeft ze laten