38 wat betreft het aantal registers voor de verschillende orgels, valt de keuze op een orgel van Dekker, te leveren voor 1350,-- Wel zal er een ander front moeten worden ontworpen daar het voorgestelde niet bevalt. Het orgel wordt voor de galerij geplaatst en zal in donker eikenhout worden geschilderd en met goud afgezet. Het orgel, totale kosten 1466,03 kan op de volgende wijze worden gefinancierd: - giften gemeenteleden 526,- - schenking erfgenamen ambachtsheer 100,— - diaconie 300,- - kerkvoogdij 500,- Op 23 december 1906 heeft de inwijding plaats door de heer Van Os, organist van de Nieuwe Kerk te Middelburg. De eerste door Sint Laurens benoemde organist is de heer J.H. van 't Hoff. Hij ontving een jaarsalaris van 75,--, de orgeltrapper verdiende 15,-. In 1936 moet het orgel dringend worden gerepareerd. Het krijgt dan gelijkertijd een electrische windvoorziening. Bij de restauratie van 1952 wordt het orgel, eigendom van de kerkeraad, overgedragen aan de kerkvoogdij. Het is dan bijna onbespeelbaar en geheel verouderd. Er zal worden onderzocht hoe hoog de kosten zijn om een ander te plaatsen. Uiteindelijk besluit men toch tot reparatie over te gaan. Op 8 mei 1952 wordt het slopen en repareren van het orgel gegund aan de heer Jan Giesen te Goes voor 5100,- op voorwaarde, dat het weer voor jaren kan worden gebruikt. De heer Jan Giesen ziet inderdaad kans het orgel, dat door deskundigen reeds was afgeschreven, zodanig te restaureren dat de organist bij de ingebruikneming vol lof is over het instrument. Restauratie 1952 In de loop der eeuwen zijn er aan de kerk de nodige onderhoudswerkzaamheden verricht. Tot 1798 gebeurde dit onder verantwoordelijkheid van de overheid, daarna onder die van de kerkelijke gemeente. Het was voor de kerkvoogdij vaak moeilijk de benodigde gelden bijeen te krijgen. Soms sprong de ambachtsheer bij, zoals in 1880 toen de ambachtsheer Jhr. Des Tombes, 500,- voor dringende reparaties schonk. In 1938 ging de kerkeraad er toe over een 'Bouw- en Vernieuwingsfonds' op te richten om het herstel van het dak, dat gedeeltelijk in een slechte staat verkeerde, te kunnen financieren. Door het uitbreken van de oorlog kwam voorlopig niets van herstel, zodat de situatie er niet beter op werd. Door Duitse militairen was de torenbedekking beschadigd, waardoor lekkage in de klokketoren optrad. Om te voorkomen dat het uurwerk, in 1930 geplaatst ter vervanging van een uurwerk dat zich nu in het Zeeuwse Museum bevindt, zou gaan roesten werd het uit de toren gehaald en opgeslagen. Tijdens de inundatie in 1944 kwam het zoute water bij hoge vloeden in de kerk. Gelukkig was op 7 april 1944 besloten de ouden ijzeren archiefkist met de belangrijkste archiefstukken en de koperen kandelaren van de kansel en het voorlezerskatheder voor de duur van de oorlog in de kluis van de 'Incassobank' te Middelburg te plaatsen. De directe schade door het water was echter wel dat het zout in de muren was gedrongen. Dit had tot gevolgd dat de pleisterlaag blijft bladderen. Na de oorlog was er veel herstel nodig het leiendak aan de noordzijde, de verwarming (de eerste kachel werd pas in 1925 geplaatst), het plafond boven de preekstoel, de lambrizering en het torenuurwerk en de luidklok. Op 10 oktober 1949 gaf het College van Kerkvoogden aan architect E.P. Messerte Amsterdam opdracht een plan en begroting te maken tot restauratie van het kerkgebouw. Monumentenzorg verstrekte alleen subsidie als het gehele kerkgebouw onder handen zou worden genomen en zoveel mogelijk in de oorspronkelijke staat gebracht. Men besloot daarom tot het volgende:

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1989 | | pagina 38