5 die ze als centrum van hun religie beschouwden. Ook in het verre Azië zijn bedevaarten altijd heel normaal geweest. Men trok en trekt in grote getale naar Benares, Kapilavastoe enz. en Tibetanen hebben ook nu nog Lhasa als heilig centrum. De eerste Christenen kenden de bedevaart niet, gericht als hun geloofsleven aanvankelijk was op 't naderend einde der tijden. Maar toen dit uitbleef, kregen ook zij behoefte aan tastbare tekenen van de alom tegenwoordige God, hoewel Tertullianus en Origines (circa 200) zich tegen beelden-verering keerden. Maar door de Christenvervolgingen ontstond er toch een bepaalde cultus voor heiligen en martelaren op de plaatsen, waar ze geleefd en geleden hadden. Helena, de vrouw van Constantijn de Grote (begin 4e eeuw), gaf de verering van heilige plaatsen een beslissende impuls, de eerste verhalen van christelijke pelgrimstochten dateren dan ook al uit de 4e eeuw. Wat dreef en drijft ook nu nog mensen tot deze verre, vaak gevaarlijke ondernemingen? Een mengsel van motieven: hoop op redding uit dreigend gevaar, dankbaarheid voor een ontvangen gunst, boete vanwege een overtreding of zonde, hoop op bevrijding van ziekte en soms ook zucht naar avontuur. Door gebed op een heilige plaats hoopte en hoopt men genezing te vinden, hulp of raad te krijgen, z'n geloof te versterken of zonden te boeten; ook heimwee naar innerlijke vrede, die men thuis niet vinden kan, zet mensen vaak in beweging. Dit alles, in de Middeleeuwen soms gepaard met een extatisch geloofsbeleven, een onvoorstelbare reislust en nieuwsgierigheid, dreef gelovigen voort naar Jeruzalem, Rome, Santiago de Compostela, naar Tours, St. Denis of de Mont St. Michel, waar ook stoeten kinderen heen gingen. Als bewijs van hun tocht brachten de pelgrims dan echte of namaakrelieken mee, palmtakken, die ze bij de Jordaan geplukt hadden, schelpen van het Spaanse strand, briefjes, geschreven en bezegeld door de geestelijken van het bedevaartsoord, later ook insignes en vaantjes. Er waren twee soorten bedevaarten, de vrijwillige en de opgelegde of gerechtelijke; de laatste waren bedoeld als straf of om tot inkeer te komen, gedwongen rondreizen, die dichtbij verbanning stonden. De gewoonte om zondaren tot rondzwerven te veroordelen, is Iers van oorsprong. Aanvankelijk alleen een kerkelijke straf, door de Inquisitie van Toulouse in de 12e eeuw ingevoerd, verschijnt omstreeks 1250 de strafbedevaart ook in het wereldlijk recht om bloedwraak te voorkomen, 'tot herstel van vrede tussen partijen'. Bij moord en doodslag werden verre reizen opgelegd, ging 't om kleine vergrijpen dan bleef de strafexpeditie beperkt tot een gang, al of niet barrevoets, naar een regionaal bedevaartsoord. De Verering van Maria begon al heel vroeg In 't kader van deze bijdrage richten we nu onze blik op de aan Maria gewijde kerken en plaatsen. De Maria-verering, die in de 11 e en 12e eeuw o.a. door Bernardus, abt van het Cisterciënzer klooster van Clairvaux, erg werd gestimuleerd, bestond al heel vroeg. De oorsprong van haar verering ligt versluierd in de nacht der eeuwen. Wèl heeft deze trekken gemeen met oude culten voor Cybele, Astarte en andere vruchtbaarheidsgodinnen. Opvallend is ook, dat er in Europese kerken betrekkelijk veel donker getinte Maria-beelden vereerd worden en werden. In 975 werden er al bedevaarten naar het Zwitserse Einsiedeln gehouden, waar een zwarte Madonna talloze pelgrims trok. Ook in Le Puy, een van de vertrekpunten van de tocht naar Santiago, werd een zwarte Maagd vereerd, die door Lodewijk de Heilige na terugkomst van zijn kruistocht uit Egypte (1250) aan 't Maria-heiligdom geschonken was. De veronderstelling ligt dus einigszins voor de hand, dat zwarte Onze Lieve Vrouwe van Aardenburg met de inktpot. (Schutijser: De Lieve Vrouwtjes)

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1989 | | pagina 5