25
verkeert. Het dak is slecht en zeer veel
hout is verrot en zal vervangen moeten
worden. 'Oock staat de preedickstoel tegen
een houte southel en daar aagter staat het
houde koor dat verlaten is soo dat daar
verscheyde gaaten in zijn en als daar de
wint door waait soo schut het scuthel met
de predikstoel terwijl het koor slegt is en
met ter tit staet in te storten en grote prikel
en schade staet te wacten zijn'. Naar zijn
mening kan het beste op de plaats van het
scutsel (schot) een muur opgetrokken
worden die door 'het houte verwulf en het
dack heneginck' en het koor af te breken.22)
De totale kosten van deze ingreep zullen
ongeveer £696:2 vlaams bedragen.
Wanneer gebruik wordt gemaakt van de
nog hele stenen van het afgebroken koor
zijn de kosten £617:2 vlaams. Een andere
mogelijkheid en naar zijn oordeel een
betere is dat ook het kruis (transeptarm)
wordt afgebroken. Dit komt dus overeen
met het voorstel van Vereist uit 1735.
Volgens Michielsen zou dan 'een net en
bequame kerck' ontstaan. Door deze
ingreep zou er weinig ruimte verloren gaan.
In de kerk stond namelijk nog een ander
houten 'scutsel' 31 voet voor de toren
welke eveneens afgebroken zou moeten
worden. Het kruis was 28 voet lang. Door
deze verkleining zouden de jaarlijkse
onderhoudskosten lager worden. De
geschatte raming voor deze verkleining,
met gebruikmaking van goede materialen
van de afbraak, inbegrepen de kosten van
het repareren en verzetten van de 'bogten,
bancken en stoelen' bedraagt £509:14
vlaams. De Staten besluiten tot het laatste
voorstel en vragen de rentmeester zo snel
mogelijk de bestekken hiervoor te
verstrekken. Reeds op 10 januari 1737 is
het bestek er en worden de raadsheren
Kemp en Van Souburg verzocht het te
bestuderen. Zij kunnen er mee accoord
gaan, alleen oordelen zij het niet
noodzakelijk dat de nieuwe muur wordt
geheid. Besloten wordt de aanneming op
zaterdag 23 maart 1737 aan de minst
biedende te gunnen. Voor de aanbesteding
zullen billetten 'alomme daar men gewoon
is' en in de dorpen op Walcheren worden
uitgezet. Het bestek zal ter inzage liggen
op de Griffie, bij de landsfabriek en bij de
koster van Zoutelande. Het werk wordt
aangenomen door Joris Pinte voor een
bedrag van £410 vlaams. Hij wordt
verplicht de vloer van het af te breken
gedeelte in tact te laten. De stenen en
grafzerken moeten blijven liggen. Dat hij
zich hieraan heeft gehouden is gebleken
uit het feit, dat in latere tijden grafzerken
buiten de kerk zijn gevonden, en dat ook bij
het graven van de kelder onder de huidige
consistorie in 1949, familiegraven zijn
gevonden van 5 a 6 personen boven
elkaar.
De in- en opgezetenen van Zoutelande
krijgen opdracht Joris Pinte met 'hunne
paerde en waegene yder zijn beurte te
dienen voor het vervoer van de materialen
en gereedschappen zoals een ieder
volgens de oude costumme verplicht is'.
De Burgemeesters en Regeerders van
Vlissingen, Ambachtsheren van
Zoutelande, worden van deze resolutie in
kennis gesteld en verzocht 'daar toe
desnoods de sterke hand te geeven'. Later
wordt dit besluit wat afgezwakt. Joris Pinte
krijgt te horen dat wanneer hij materialen
vervoerd wil hebben hij dit de in- en
opgezetenen bijtijds moet laten weten en
dat het voor de aanstaande oogst moet
gebeuren.
Om toe te zien dat de aannemer het werk
conform het bestek uitvoert stellen de
Gecommitteerde Raden Benjamin van de
Woesteine voor een vergoeding van £22
vlaams aan als opzichter.
Tijdens de werkzaamheden blijkt dat voor
de nieuwe gevel toch 72 palen van 14 a 16
voeten lang en 4 a 5 duim dik geheid
Foto gemaakt vanuit de ruimte onder de toren, die bij de restauratie van 1950 bij de kerk is getrokken. Voor in de kerk bij
de preekstoel liggen de grafstenen die bij de restauratie in de kerk zijn gevonden. De koperen kroon (1737) met kaarsen
wordt tweemaal per jaar (kerstmis en oudejaar) gebruikt. (Kerkvoogdij Zoutelande)