26
moeten worden. Bij aanbesteding neemt
Joris Pinte ook dit werk aan voor £11
vlaams.
De opzichter meldt op 2 mei, dat er
behoorlijk geheid is en het fundament goed
bevonden is. Bij het graven van de kelder
onder de consistorie in 1949 is gebleken
dat de fundering op de heipalen bestaat uit
losse brokken natuursteen die afkomstig
zullen zijn uit het afgebroken koor en
transeptarm.23)
Het werk verloopt voorspoedig, zodat Pinte
op 27 juni verzoekt om uitbetaling van de
helft van zijn loon plus de heikosten daar
2/3 van de reparatie is uitgevoerd. Dat
geschiedt. Nu treedt enige stagnatie op
want bij inspectie door de Landsfabriek en
's Landsschaliedekker blijkt, dat het
schalie- en loodwerk niet volgens het
bestek wordt uitgevoerd en krijgt Pinte
opdracht het werk af te breken en opnieuw
te beginnen. Op 2 september bericht Pinte
dat hij klaar is. Bij controle wordt alies in
orde bevonden en krijgt Pinte zijn tweede
termijn uitbetaald plus £5 voor het witten
van de kerk.
Het interieur wordt op kosten van de
diaconie verfraaid. Er wordt een koperen
kroon met 'twaalf harmen' en twee koperen
'harmen', een voor de preekstoel en een
voor het doophek, gekocht bij Nicolaas de
Zitter voor de somma van £21:4 vlaams.
Pinte levert en bevestigt een balk om de
kroon aan te hangen. De oude kansel- en
voorzangersbijbels worden verkocht en
vervangen door twee bijbels op
folioformaat. Verder worden er nog tien
kwarto bijbels aangeschaft.23)
Bijna 100 jaar later, in 1831 verkeert de
kerk weer in een zeer vervallen staat en
wordt voor 1.800,-, waarvan 900,- door
het Rijk en 900,- door het College van
Toezicht over de Administratie van de
Kerkelijke Fondsen betaald,
gerestaureerd.25) Nog geen vijfjaar later,
op 29 en 30 november 1836, woedt er een
'geweldige storm in deszelfs uitwerkselen
voor deze gemeente allertreurigst is
geweest latende dezelve in het beste
gedeelte des dorps de akeligste sporen
achter, van algeheele of gedeeltelijke
verwoesting'. Het kerkgebouw verliest ca.
9.000 ieien en ook het inwendige heeft veel
te lijden. Geld voor herstel is er niet en de
inwoners 'die in hare eigenen bezittinge
zoo veel en zwaar geleden hebben daar
sommigen geheel geruineerd zijn' kunnen
niet bijspringen. De kerkvoogden en
notabelen wenden zich tot de koning om
hulp. Het Rijk geeft 1.300,- voor
herstel.26)
Restauratie 1950
In de Tweede Wereldoorlog wordt de kerk
op 2 november 1944 getroffen door
scherven van granaten afgevuurd door het
slagschip 'Warspite'. Het dak, de
steunberen en ramen zijn beschadigd en
de consistorie totaal verwoest. Het
kerkgebouw kan niet meer worden
gebruikt. In eerste instantie worden de
erediensten in de school gehouden. Met
medewerking van het gemeentebestuur
krijgt men al spoedig de beschikking over
een Duitse 'kino'barak aan de Duinweg. De
17e eeuwse preekstoel, koperen kroon en
orgel worden naar deze noodkerk
overgebracht waar de eerste dienst plaats
vindt op 24 december 1944. Men heeft in
dit gebouw gekerkt tot de voltooiing van de
restauratie in 1950.
De architect E.P. Messer uit Amsterdam,
die een zomerhuisje te Zoutelande had,
wordt in 1945 gevraagd voor de restauratie
een plan met begroting op te stellen. In
1946 meldt de heer Messer, dat van het
Ministerie van Openbare Werken en
Wederopbouw toestemming is verkregen
aan te vangen met de restauratie indien
daarvoor geen hout nodig is. Hoewel dit
mogelijk is gaat men nog niet over tot
uitvoering van de werkzaamheden, omdat
eerst de financien rond moeten zijn. Op 1
oktober 1947 is de financiering geregeld en
kan een begin gemaakt worden met de
restauratie. De uitvoering van het werk
wordt gegund aan de fa. A. Janse en Zoon
te Zoutelande, het leiendak en het
loodwerk aan de fa. A. Jobse te
Middelburg.
De kerk is inmiddels in veel groter verval
geraakt. Het houtwerk, dat in maart '46 nog
bruikbaar was heeft door inwatering zo
geleden dat veel verrot is. De hele gotische
kap zal nu gedemonteerd moeten worden.
De kosten komen dan ook veel hoger te
liggen dan aanvankelijk begroot.27)
De gerestaureerde kerk kan op 28 januari
1950 met een feestelijke dienst weer in
gebruik genomen worden. Veel is er
veranderd. De buitenmuren zijn van hun
pleisterlaag ontdaan. Aan de oostzijde van
de kerk is ter vervanging van de verwoeste
consistorie, die bouwkundig in 't geheel
niet bij de kerk paste, een nieuwe
opgetrokken. In vroegere tijden werd de
afgesloten ruimte onder de toren gebruikt
als consistorie. Aan het einde van de 19e
eeuw, toen Zoutelande geen predikant
maar een godsdienstonderwijzer had, was
een vertrek in de 1897 gebouwde pastorie
als vergaderruimte ingericht. Na de komst
van een dominee in 1906 is de hele
pastorie bewoond. Daarom besluit de
kerkeraad in 1906 een consistorie aan de
oostzijde van de kerk te laten bouwen
waarvoor de steunberen van de oostmuur
zijn afgebroken. Het ontwerp hiervoor is
door P.C. Bolierte Westkapelle gemaakt.
Het werk wordt door Abrahamse voor
1.150,- uitgevoerd.26)
Het inwendige van de kerk krijgt na de
restauratie ook een geheel ander aanzien.
De in 1880 aangebrachte zoldering is
verwijderd zodat het tongewelf weer
zichtbaar is. De ruimte onder de toren,
bestaande uit twee kleine traveeën, is bij
de kerk getrokken om het aantal
zitplaatsen uit te breiden. Deze
zitaccommodatie wordt meestal door
jongelui benut en wordt de 'bus' genoemd.
Van het meubilair zijn alleen de preekstoel,
de koperen kroon en de koperen houder
van het doopvont behouden. De bochten
met luifels, de lange banken langs de zuid
en noordmuur, de hoge banken aan de
westkant, het doophek, het
voorlezersbocht met voorlezersbankje en
de banken in het middenvak zijn allen
verloren gegaan.29) De Zoutelandse
timmerlieden G. Riemens en A. Louwerse
vervaardigden nieuwe collegebanken,
klapstoelen en doophek.
In de zuidmuur zijn drie gebrandschilderde
ramen, een geschenk van de gemeente,
geplaatst. Het ontwerp voor deze glazen is
van Huub Loontjes uit Amsterdam en ze
zijn door N. de Regt in het atelier van de fa.
Prins te Vlissingen gemaakt. Ze beelden
van links naar rechts uit: Ezechiel 1:1-15:
Openbaringen 4: 4-8 en 5: 1 -6; Ezechiel 1
16-21»)
De orgelgalerij die in 1929 is gebouwd en
zich uitstrekte over de gehele breedte van
de kerk boven de preekstoel is verkleind.
Hierop is een nieuw orgel geplaatst.
Het orgel
De onderwijzer, tevens voorlezer en
voorzanger van de kerk te Zoutelande,
biedt in 1832 de kerkeraad een orgel in
eigendom aan onder voorwaarde dat hij
gedurende zijn verblijf in deze gemeente
als organist fungeert op een tractement
van 50,- per jaar. Wanneer hij binnen tien
jaar na schenking mocht vertrekken of
overlijden, is de kerkeraad verplicht hem of
zijn weduwe nog zo vele jaren 50,- te
betalen als er aan de tien jaren ontbreken.
De kerkeraad wil dit aanbod graag
aannemen omdat het 'godsdienstig gezang
in de kerk daar mede grootelijk bevorderd
wordt'. Om deze schenking te kunnen
aanvaarden heeft men toestemming nodig
van het Provinciaal College van Toezicht
over de administratie van de Kerkelijke
Fondsen. Dit orgaan kan zijn goedkeuring
echter niet verlenen vanwege loon- en