4 De elkaar kruisende hoofdwegen sluiten aan op bruggen over de brede gracht; in de wal zijn vier met hout versterkte doorgangen gemaakt. De wegen benutte men als gesloten riolen. Op de bovenrand van de taluds waren dwars over het riool houten liggers aangebracht die op hun plaats werden gehouden door vertikaal in de grond gedreven aangepunte palen. Deze houten knuppelwegen, met een daaronder werkende afwatering van het gehele terrein, vormden de hoofdverbindingen in de versterking. De riolen die naar de gracht toe geleidelijk dieper in de vaste bodem waren uitgegraven, mondden tenslotte via een houten koker onder de bodem van de poorten in de gracht uit. Het bouwen en inrichten van de burg van Souburg moet destijds een heel karwei geweest zijn. De uitvoering van het werk is zeker onder deskundige leiding gebeurd en met gebruikmaking van ervaren grondwerkers en ambachtslieden. Het is enigszins bevreemdend dat de oorspronkelijke versterking maar in geringe mate een bezetting of bewoning heeft gekend. Eerst in de 11 e en 12e eeuw komt er wat meer bewoning op het inmiddels terpachtig opgehoogde binnengedeelte. De wal heeft misschien aanvankelijk nog een waterkerende funktie gehad. Een krijgskundige bestemming had het terrein toen niet meer. Ofschoon het laatste woord over de Zeeuwse en Vlaamse burgen zeker nog niet is gezegd, mogen we er met enig voorbehoud toch wel van uitgaan dat de ringwalforten zoals in Souburg in de tweede helft van de 9e eeuw zijn aangelegd niet dóór de Noormannen, zoals wel werd verondersteld, maar tégen hen. Mogelijk hebben de Denen het verdedigingssysteem zo doeltreffend bevonden dat zij het type vestingwerk in eigen land hebben geïntroduceerd. De archeologische bevindingen zijn in feite ook een bevestiging van wat de kroniekschrijver van de 'Miracula Sancti Bertini' aangeeft in een beschrijving van de aanleg van een dergelijke versterking te St. Omaars, kort voor het jaar 891 De tekst vermeld voor die periode de oprichting van verschillende versterkingen in het Vlaamse kustgebied, hij spreekt van 'castella recens facta', d.w.z. pas opgerichte burchten. Uit de tekst kunnen we opmaken dat dergelijke versterkingen bestonden uit een aarden omwalling, een palissade en een gracht. De tekst zelf werd geschreven tussen 892 en 900 en verhaalt dat in april 891 een groot Deens leger naar de kuststreek oprukte, 'om er de hand te leggen op de in die streek pas opgerichte versterkingen, indien de bewoners die zich niet overgaven, te doden Het resultaat van de aanval was echter geheel anders: 'Voortdurend vielen de Vikings de omheining aan en verhinderden hun vijanden te ademen. Immers met behulp van werpslingers wierpen ze brandende voorwerpen en gloeiende stukken ijzer naar hen, op een manier alsof het hagelde, en ze lieten ook een regen van pijlen en andere projectielen op de verdedigers neerkomen. Door materialen op te stapelen tenslotte vulden ze de rond de versterkingen gegraven grachten - die van een verwonderlijke breedte en diepte waren - met behulp van stro en dood hout, Schets van de burg van Oost-Souburg met aan de noordzijde net buiten de burgring de kerk.

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1990 | | pagina 4