14
in de katholieke kerken het koor met het
altaar gegroeid.
Dat de uitgangspunten van de architect in
het kader van de protestantse kerkbouw in
dezen toch enigszins gewaagd waren,
kunnen wij opmaken uit zijn eigen
opmerkingen in een artikel uit 1845: „eene
inrigting, die ons bijzonder geschikt
toeschijnt voor eene protestantsche kerk,
waarbij de predikstoel, het hoofdvereischte
bij de leerdienst, of het symbool daarvan,
eene waardige en in het oog vallende
plaats vordert, even als dit in eene
katholijke kerk met het altaar, het
hoofdvereischte bij, of het symbool van de
eerdienst, het geval wezen moet. Er
worden wel is waar dezulken gevonden,
die zoodanige inrigting voor eene
protestantsche kerk afkeuren, omdat de
bedoelde nis bij uitsluiting als een
bestanddeel van katholijken kerkbouw zou
zijn aan te merken, doch deze stelling
berust ons bedunkens op eene dwaling".
Bovenop het benedengedeelte van de
toren, wat tevens als voorportaal dienst
doet, is de plaats voor het orgel. Aan
weerszijden van de toren bevinden zich
twee zijportalen met afzonderlijke
ingangen, waarin zich de trappen naar de
gaanderijen en de toren bevinden. De kap,
als een hangwerk ingericht, is beschoten
en met blauwe pannen gedekt en geeft
door de flauwe helling aan het geheel een
rustig landelijk karakter.
De lichtramen zijn van gegoten ijzer; de
achtkantige kolommen onder de
gaanderijen zijn van grenehout
vervaardigd.
Zowel in de materiaaltoepassing als qua
stijl is de kerk een typische
waterstaatskerk, d.w.z. een kerk in de
zogenaamde waterstaatsstijl. In deze stijl
leven neo-klassicistische tradities voort. In
het tweede en derde kwart van de vorige
eeuw werden veel van dergelijke kerken
gebouwd. Daarbij traden architecten op,
die in dienst waren van het Departement
van Waterstaat, vandaar de naam
Waterstaatskerken. Weliswaar is de kerk
van Wilhelminadorp zonder financiële
steun van de overheid gebouwd, maar de
Hoofdingenieur-Directeur in de provincie
Zeeland, A. Caland, heeft zijn goedkeuring
aan het bestek moeten hechten. Trouwens,
we moeten ons realiseren dat een
dergelijke kerk passend was in de
eenvoudige polderomgeving van 1840. Het
was niet zoals in de steden, waar de
Waterstaatskerken meestal in negatieve
zin afstaken bij gebouwen met veel meer
allure.
Relatie Polder-Ned. Herv. Gemeente
We hebben al gezien dat de band tussen
de directie van de polder en de Hervormde
Gemeente van Wilhelminadorp een zeer
nauwe was. Het zou ook niet anders
gekund hebben. In de bijzondere situatie
van een van één werkgever geheel
afhankelijke dorpsbevolking en dan gelet
op het tijdsbeeld van de van paternalisme
doortrokken 19de eeuw, zal het als
normaal ervaren zijn. Toch willen wij in dit
verband de lezer een passage uit het boek
'Herinneringen uit mijn leven' van dr. J. H.
Gunning JHz. niet onthouden:
„De directie, die voor alles zorgde, had
ook een kerk, een pastorie, een school
gebouwd en ofschoon er een
rijkstraktementje bestond, het verder
ontbrekende kwam van 'den Polder'. Ik
reed naar de vacature met paarden en
rijtuig van 'den Polder', ik kreeg mijn
aardappelen en den tuinmest van 'den
Polder' en al was de band niet knellend -
integendeel, want de directeur Van den
Bosch was een zachtaardig, welwillend en
Eén van de zijgaanderijen, rustend op de achtkantige kolommen.