18
kolonnetten van de zijbeukmuren.
De koorpartij bestaat uit drie gedeelten:
een noorderkoorzijbeuk van drie traveeën,
overwelfd met kruisribgewelven, een
middenkoor met een 4/8 koorsluiting,
overwelfd met een spitsbogig houten
tongewelf dat rust op tien zuilen, en een
breed zuidkoor dat eveneens met een
spitsbogig houten tongewelf is overwelfd.
Het zuidkoor wordt gesteund door vijf
steunberen waarvan de meest
noordoostelijke nog een klein stukje in het
interieur doorloopt. Aan de oostzijde van
het koor zijn in 1955 de funderingen
opgegraven van datgene dat eens als
kooromgang bedoeld moet zijn. Deze
kooromgang zou blijkens de loop van de
funderingen aangesloten moeten hebben
aan het noordkoor en bekroond zijn met
drie straalkapellen.
Tegen de oostzijde van het noordtransept
en de noordzijde van de noorderzijbeuk is
de rechthoekige consistorie gebouwd met
daarin een eenvoudig houten plafond.
Omtrent de oorsprong van de Grote of
Onze-Lieve-Vrouwekerk van Tholen valt
weinig met zekerheid te zeggen. Op grond
van de funderingen die tijdens de
restauratie van de kerk van 1946 tot 1960
zijn aangetroffen, baksteenformaten en
een aantal veertiende-eeuwse en latere
verwijzingen is het zeker dat er in het
midden van de veertiende eeuw een kerk
gestaan heeft'.
Of er daarvoor al sprake was van enige
bebouwing is niet helemaal duidelijk; de
gevonden funderingen in het transept en
het koor van de huidige kerk zijn in ieder
geval zo complex dat er mijns inziens
nauwelijks van één samenhangend
grondplan gesproken kan worden. Ik
vemoed dan ook dat er vóór de rond het
midden van de veertiende eeuw gebouwde
kerk sprake moet zijn geweest van in ieder
geval één kapel, waarschijnlijk op de plaats
van het huidige middenkoor. Deze kapel
zal gesloopt zijn bij de verbouwing van
rond 1360, een datering die niet alleen
voortkomt uit een verdwenen akte maar
ook op grond van de in de funderingen
aangetroffen bakstenen en hun formaten
plausibel is2.
Van de kerk zoais die omstreeks 1360
gebouwd of vergroot is, rest ons
tegenwoordig alleen het onderstuk van de
toren nog. Deze toren stond ongeveer vier
meter los van het vroegere schip van de
kerk'. Verdere verbouwingen, bijvoorbeeld
na de verheffing van de kerk tot een
collegiale in 1404, zijn niet aantoonbaar
maar, op grond van de ongetwijfeld
toegenomen ruimtebehoefte, wel
waarschijnlijk. Op 4 oktober 1404 wordt de
kerk namelijk verheven tot een collegiale
kerk van de tweede orde met daaraan
verbonden een college van negen
kannunniken dat later tot 13 uitgebreid
Noord
A. Toren
B. Schip
C. Transept
D. Viering
E. Middenkoor
F. Zuidkoor
G. Noordkoor
H. Noordportaal
I. Diaconiekamer
J. Consistorie
De gearceerde gedeelten zijn de
funderingen van de 14e-eeuwse kerk.
moest worden4. Dit alles geschiedde door
Johan van Beieren, de toenmalige
bisschop van Luik en diens neef, Hertog
Albrecht van Beieren. Tot de herindeling
der bisdommen in 1559, waarna Tholen bij
het bisdom Middelburg gevoegd werd,
heeft het altijd bij het bisdom Luik gehoord.
Een van de voordelen hieivan was een
bijna volledige juridische zelfstandigheid
voor het kapittel van de Onze-Lieve-
Vrouwekerk. Ongetwijfeld werd bij deze
stijging in macht en aanzien de behoefte
aan meer ruimte steeds groter.
Bij de brand die op 16 mei 1452 een groot
deel van Tholen verwoestte, is de kerk
waarschijnlijk gespaard gebleven. Nergens
komen we vermeldingen tegen van
verwoestingen aan het kerkgebouw en aan
het gebouw zelf zijn geen brandsporen aan
te treffen. Wel wordt er in de jaren na 1452
vermeld dat de kerk in zeer slechte staat
verkeert.
Wanneer er besloten is de vervallen kerk
zozeer te herstellen of verbouwen dat we
kunnen spreken van een complete
nieuwbouw valt niet meer exact af te
leiden. Op grond van door Philips de
Goede verleende octrooien waarin aan het
kapittel wordt toegestaan belasting op bier
te heffen om het herstel van de kerk te
bekostigen, moet dit tijdstip in de jaren
rond 1458 liggen". Deze octrooien worden
de daaropvolgende jaren steeds verlengd,
voor het laatst in 1476, voor een periode
van vier jaren.
Aangezien de liturgische plechtigheden
blijkens rekeningen gewoon doorgang
vonden, mag worden aangenomen dat met
de nieuwbouw begonnen is bij de toren en
het schip; pas na voltooiing hiervan kon
aan het koor begonnen worden dat in de
tussentijd als complete kerk dienst moet
hebben gedaan.
Het bouwtempo aan schip en transept zal
aanvankelijk vrij hoog hebben gelegen
aangezien er al in 1482 aan overwelving
gedacht werd6. Gezien boven het gewelf
aangetroffen sporen van een gewelf met
een driesteens dikte en de bouwtraditie
van die tijd heeft het waarschijnlijk eerst in
de bedoeling gelegen de kerk te
overwelven met een vierdelig
kruisribgewelf. De slechte gesteldheid van
de bodem en het grote gewicht van een
dergelijk gewelf zullen de daadwerkelijke
uitvoering daarvan onmogelijk hebben
gemaakt. Hierna is er besloten het huidige
netgewelf toe te passen; dit had als groot
voordeel dat het aanmerkelijk lichter was
en zo een geringere belasting voor
funderingen en bodem vormde. Ongeveer
rond 1510 zullen schip en transept zo goed
als voltooid zijn geweest en konden de
werkzaamheden aan het koor een aanvang
nemen.
Iets ten oosten van de huidige
scheidingswand tussen viering en
koorpartij is er een bouwnaad zichtbaar die
duidelijk op 'twee verschillende
bouwcampagnes wijst. Zuilen, kapitelen en
triforiumlijst in de koorpartij verschillen in
detaillering iets met de rest van de kerk. Uit
de plattegrond van de kerk wordt duidelijk
dat er oorspronkelijk een volledige
kooromgang met straalkapellen in de
bedoeling heeft gelegen. Voor het midden
van de zestiende eeuw moet men echter
van dit idee zijn afgestapt en zijn
overgegaan tot het bouwen van het