13
De kap boven het orgel - in de volksmond Turkse kap' genoemd - is een verfraaide uitvoering van de in 1643 reeds
aanwezige hemel met kroon. Een dergelijke kap heeft een meervoudige funktie: reflectie van het geluid, bescherming
tegen afbrokkelende kalk van de gewelven en meer aanzien in de hoge ruimte, (collectie J. Ranter)
dat niet alleen aan de kerkdiensten grote
luister bijzet, maar ook grote belangstelling
geniet als concertinstrument. Door de
centrale plaats in de absis beheerst het
orgel volledig de aanblik van het
kerkinterieur.
Het overige interieur
De preekstoel dateert uit 1594 en is
gemaakt door één of meer leden van het
Goese timmerliedengilde, nadat dit gilde
'ter cause van seecker missuys
(vergissing) ende misverstant dat sijluyden
gedaen hebben' door de magistraat hiertoe
veroordeeld was. De makers ontvingen
een bedrag van 50 ponden Vlaems
300,-). De preekstoel kreeg zijn
tegenwoordige plaats aan de westzijde van
het koor tijdens de restauratie van 1922-
30.
De lezenaar is gegoten door Johannes
Specht te Rotterdam en is afkomstig uit de
voormalige Waalse kerk te Goes. Deze
geelkoperen lezenaar werd in 1769
geschonken door burgemeester Johan
Isebree en is versierd met diens naam en
wapens.
De herenbanken onder het orgel, typisch
17de eeuws schrijnwerkersvakmanschap
van Pieter Barents en Jasper Fonteyne,
dateren uit 1654. Een fraai diaconiekastje
is uit dezelfde periode.
In 1980 is het interieur van de kerk zeer
verfraaid door het aanbrengen van een
tiental nieuwe koperen kronen. Deze
kronen zijn 27-armig in 3 etages van 9
armen met een grootste diameter van
1.60 m en een hoogte van 2.20 m. De
kronen wegen 300 kg per stuk en zijn
vervaardigd volgens het 17de eeuwse
model en principe, dat wil zeggen dat de
armen in de kroonlichamen gestoken zijn
en daarin zijn vastgezet met pennen. De
tien kronen zijn geschonken door de M. J.
E. Huyssen van Kattendijke Stichting.
Het hardstenen doopvont is een geschenk
van ds. C. Metselaar en draagt de latijnse
tekst 'Apud te fons vitae' (Bij U is de bron
des levens).
Bij de restauratie van de jaren twintig zijn in
het koor een aantal gebrandschilderde
ramen aangebracht. De ramen aan de
noordzijde stellen voor:
1) De Heer is mijn Herder (psalm 23).
2) Mijn ziel dorst naar God (psalm 42).
3) Welzalig het volk dat de jubelroep kent
(psalm 89).
4) Des Heren heerlijkheid is in de
schepping (psalm 104).
De ramen aan de zuidzijde stellen voor:
1) De vier evangelisten (Mattheus, Markus,
Lukas, Johannes).
2) Rechts: symboliek van profetie.
3) Links: symboliek van de verkondiging
van het Woord en de uitstorting van de
Heilige Geest.
4) Het kleine raam: 'Het gebed om het
Licht'.
In de muur van het transept zien we het
restant van een sacramentshuisje, dat
tevoorschijn is gekomen bij de restauratie
in 1922-30. De gevolgen van de
beeldenstorm zijn er duidelijk aan af te
lezen.
Tenslotte wat het interieur betreft aandacht
voor de grafzerken. In de kerk zijn zoals
vrijwel overal elders, in de loop der eeuwen
vele grafzerken neergelegd. Veel méér dan
de 241 stuks die nu nog in een grote
verscheidenheid zichtbaar zijn. Het belang
van de oude grafzerken is tweeledig. Het is
primair een aanduiding van degenen die er
onder begraven zijn. Uiteraard niet het