4
De luchtbogen tegen de middenbeuk van het koor; één van de meest kenmerkende uitingsvormen van de gotische
bouwstijl, (collectie J. Ranter)
verschillende vrouwen.
Of het nog niet voldoende ingewikkeld was
door de opvatting van Augustinus: de
Westerse kerk heeft vanaf de 9de eeuw
het beeld van Maria Magdalena ook nog
vermengd met de legende van Maria van
Egypte. Deze Maria zou, na te Alexandrië
een zondig leven te hebben geleid, uit
nieuwsgierigheid een bedevaart naar
Jeruzalem hebben gedaan waar ze zich
Maria Magdalena in een missaal van de leprozerie te
Brugge (1454). Knielende nonnen rechts en geestelijken,
waaronder een kanunnik met koorpels over de arm, links
bidden tot de heilige, (foto M. de Goffau)
bekeerde. Zij trok zich daarop terug in de
woestijn aan de overzijde van de Jordaan
en leidde er een leven van strenge
boetvaardigheid.
In de voorstellingen in de beeldende kunst
zien we in de late middeleeuwen Maria
Magdalena meestal in taferelen, óf als een
pathetische vrouw aan Jezus' voeten, öf bij
het kruis of de kruisafname, öf in de
graftuin met de verrezen Heer. Zowel de
echte als de vermeende Maria Magdalena
zijn daarbij aan bod. Bij afzonderlijke
afbeeldingen in dezelfde periode is het de
échte Maria Magdalena. Het accent ligt
dan op de zalfbus die ze in de hand houdt,
om naar het graf te gaan (de mirrophore).
Tegen het einde van de 16de eeuw en
naderhand in de barok treedt een andere
traditie meer en meer op de voorgrond,
namelijk die van de boetedoening. Het
zwaartepunt ligt dan duidelijk bij Maria van
Egypte, de vrouw die van het hoofd tot de
voeten als met een ruige vacht is bekleed,
ofwel geheel in haar lange hoofdharen is
gehuld. Maar toch ook weer vaak mét kruis
en schedel: verwijzend naar Golgotha.
Op de 'Aanbidding van het Lam' door Van
Eyck komen Maria Magdalena en Maria
van Egypte zij aan zij voor.
Hoe de voorstelling van Maria Magdalena
in de Goese kerk is geweest, weten we niet
helemaal zeker, want voor zover bekend
zijn hierover geen directe gegevens
overgeleverd. Hoogstwaarschijnlijk is het,
gerelateerd aan de gangbare opvattingen
in de late middeleeuwen de voorname
dame met de zalfbus geweest. Als zodanig
staat zij ook afgebeeld op het laat
middeleeuwse stadszegel.
Overigens is het zo dat de kerk, behalve
aan Maria Magdalena, ook gewijd was aan
de H. Maagd Maria. De wijding ter ere van
Maria Magdalena zou volgens niet
heiemaal vaststaande gegevens kunnen
dateren van 18 juni 1423. Wij achten het
niet onwaarschijnlijk dat de wijding ter ere
van de H. Maagd Maria een overblijfsel
geweest is van de vroegere kerk van het
oude dorp Goes of mogelijk van de kapel
van het slot Oostende.
Na de hervorming is de officiële benaming
van het kerkgebouw Grote - of Maria
Magdalenakerk geworden. Dit in de
verwachting dat na verloop van tijd
volstaan zou worden met de aanduiding
'Grote Kerk' en hiermede het katholieke
verleden van het gebouw meer en meer in
de vergetelheid zou raken. Dat is er
evenwel niet van gekomen.
Toen vanaf 1578 de katholieken uit de kerk
werden geweerd brak voor hen de tijd van
de schuilkerk aan. Ook daarna is de
parochie steeds onder de bescherming van
de H. Maria Magdalena gebleven. Daarbij
bleef de traditioneel geworden
vereenzelviging der verschillende figuren in
liturgie en iconografie gehandhaafd. Geen
wonder dat de Katholieke kerk, die in 1906
tegenover het oude kerkgebouw werd
gebouwd, als Maria Magdalenakerk werd
ingewijd. Het zet de traditie voort die in de
barok en dus ook in de schuilkerken het
Stadszegel van Goes, waarin het wapen van de stad
wordt gehouden door Maria Magdalena. De eerste afdruk
hiervan is bekend uit 1527, de laatste uit 1621.
(foto gemeentearchief Goes)