De Grote - of Maria Magdalenakerk
te Goes
3
G. J. LEPOETER
Onder het motto 'Redt het gezicht van
Goes' worden al jaren tal van akties
gevoerd. De centrale gedachte bij deze
akties is dat de Grote Kerk in het hart van
de stad - al is dit tegenwoordig ook alleen
in letterlijke zin - beeldbepalend, om niet te
zeggen overheersend is voor de stad
Goes. En inderdaad, hoe dichter we het
centrum van de stad naderen, hoe
machtiger de kerk op ons afkomt.
Toonbeeld van een samenleving waarin
ongeveer alles zich richtte op kerk en
geloof. Zo moest het zijn. Het andere
bestond niet.
Passeren we de stad op enkele kilometers
afstand rijdend over de A 58, ook dan is
het de kerk die de ogen naar zich toe trekt.
De televisietoren en de drie flatgebouwen
aan de zuidrand van de stad hebben dat
niet kunnen veranderen.
Wie per spoor vanuit het oosten Goes
nadert, heeft niet in de gaten dat de
spoorrails aan de horizon samenkomen
precies onder het spitsje van de dakruiter
van de Grote Kerk. Alleen de machinist ziet
dat. Bij de aanleg van de spoorlijn in de
jaren zestig van de vorige eeuw was de
Grote Kerk het oriëntatiepunt. Met de
komst van de Fransen aan het eind van de
18de eeuw werd een tijdperk afgesloten.
Op de 'Dag van Revolutie binnen de Stad
Goes', de dag van Vrijheid, Gelijkheid en
Broederschap, donderdag 19 februari
1795, werd de burgerij opgeroepen om 'te
10 uren te verschijnen in de Grote Kerk om
aldaar tot het welzijn dezer stede te helpen
delibereren'.
Drie beelden van de Grote - of Maria
Magdalenakerk zijn hiermee in het kort
geschetst: het beeldbepalend karakter, het
oriëntatiepunt en als plaats van
samenkomst en vernieuwing bij zeer
belangrijke gebeurtenissen. Een uniek
bezit waar tijd en plaats zijn en worden
gemarkeerd.
Maar zijn wij inderdaad met z'n allen in
staat en bereid om, ook op de langere
termijn, het gezicht van Goes te redden?
Het patrocinium van de kerk
Alvorens ons bezig te houden met het
kerkgebouw eerst enkele opmerkingen
aangaande het kerkpatrocinium, de heilige
aan wie de kerk gewijd is. Ofwel de heilige
onder wiens speciale bescherming de kerk
bij de inwijding werd gesteld. In het geval
van de Goese kerk is dat de Heilige Maria
Magdalena. Het loont de moeite ons daarin
wat verder te verdiepen want met de
verering van Maria Magdalena was het in
de middeleeuwse kerk in het Westen
eigenaardig gesteld.
De zuiver bijbelse Maria Magdalena
(afkomstig van Magdala, ten zuidwesten
van het meer van Gennésaret) is de vrouw
die door Jezus was verlost van zeven boze
geesten (Lucas 8:2). Sinds die tijd behoort
Maria van Magdala tot Jezus' meest
getrouwe aanhangers en volgelingen. Zij
speelt in feite de sleutelrol in de
geschiedenis van de verrijzenis van Jezus,
want zij was de eerste aan wie Hij na Zijn
opstanding verscheen. (Marcus 16:9). Dan
is er de door Lucas genoemde, niet nader
aangeduide zondares die, met een
albasten kruik met balsem bij zich, in het
huis van de Farizeeër kwam en Jezus'
voeten zalfde (Lucas 7:37). Ten derde
Maria van Bethanië - het dorp vlak ten
oosten van Jeruzalem - de zuster van
Lazarus en Martha. Zij was de voorname,
aanzienlijke vrouw die geduldig en gelovig
neerzat om naar Jezus te luisteren (Lucas
10:39). Ook zij zalfde de voeten van Jezus
met balsem (Joh. 12:3).
Het is de Latijnse kerkvader Augustinus
(354-430), die er - mogelijk al in navolging
van anderen - toe komt deze drie vrouwen
als één en dezelfde persoon voor te stellen
en onder de noemer van Maria Magdalena
te brengen. Of zou er enige naijver van de
kant van Petrus geweest kunnen zijn -
omdat Maria Magdalena als eerste de
opgestane Heer aanschouwd had - die in
deze vertroebeling een rol gespeeld zou
kunnen hebben? Ook een andere
Westerse kerkvader, Gregorius (540-604)
is Augustinus in zijn opvattingen gevolgd.
Sinds Gregorius is de vermenging
algemeen. De Oosterse kerkvaders zijn
deze weg niet ingeslagen. Hieruit wordt
duidelijk hoe het komt dat in de Oosters
Orthodoxe Kerk de verering van Maria
Magdalena door de eeuwen heen
zuiverder is gebleven.
Voor wie de zalving door Maria van
Bethanië zorgvuldig vergelijkt met de
zalving uit Lucas 7, is het trouwens
zonneklaar dat het om twee heel
verschillende gebeurtenissen gaat. En om
Het interieur van het koor in de 18e eeuw. Deze indeling van de kerk bestond tot aan de restauratie in 1922-30: de
preekstoel tegen de derde pilaar omsloten met de tuin en zitbanken in de zijbeuken. (Rijksarchief in Zeeland, Zei. Illustrata
II, 1436)