15
De oude archiefkist van de kerkeraad van Colijnsplaat. (foto: G.G. de Fouw).
verzocht om vanaf de kansel van tijd tot
tijd deze collecte onder de aandacht te
brengen22). Het was de kerkeraad
„uitersten aangenaam" dat kerk en school
werden hersteld en verbeterd, maar men
had liever gezien dat er andere fondsen in
aanmerking waren gekomen. Met de
tweede collecte had men geen moeite,
terwijl de predikant bereid was die openlijk
op de preekstoel aan te bevelen. Ten
aanzien van het zitpiaatsengeld werden
twee diakenen, Gerard van Schayk en
Jacob Keest afgevaardigd om daar met
de heer Nebbens over te spreken23).
Nebbens maakte de afgevaardigden
duidelijk dat er geen andere
mogelijkheden waren om aan de
benodigde gelden te komen, maar mocht
de diaconie financiële problemen krijgen,
dat ze dan altijd een beroep kon doen op
Zijne Hoogheid. Hierop besloot de
kerkeraad de revenuen van de stoelen en
bochten voortaan ter beschikking te
stellen van de Heer van Colijnsplaat24).
Nebbens berichtte op 10 februari 1768 de
Domeinraad, dat door de vergroting van
de kerk de inkomsten van de stoelen en
banken jaarlijks op circa f 200.- kunnen
worden geraamd. Naar zijn schatting zal
er jaarlijks met de tweede collecte
ongeveer f 100,- worden opgehaald. Voor
onderhoud is dus jaarlijks circa f 300.-
beschikbaar. Nebbens hoopt dat Zijne
Hoogheid genegen zal zijn „een goed
present in specie voor eens daar bij te
voegen" Dan zal het namelijk mogelijk zijn
de rest van het kapitaal benodigd voor
„die zoo noodzakelike als de nuttige
vergrotingh en vernieuwingh der kerk en
school van Colinsplaat" te lenen. Jaarlijks
zou f 200,- van deze lening kunnen
worden afgelost25). Op 27 februari 1768
verleende Zijne Hoogheid toestemming
de verbouwing en restauratie van kerk en
school uit te laten voeren volgens plan
sub no. 4. Om dit te kunnen financieren,
zegde hij tevens toe f 1200,- bij te dragen
in de kosten. Verder werd er
verordonneerd, dat het ontbrekende geld
tegen een zo laag mogelijke rente ten
laste van de kerk moest worden
geleend26). De kerk besloot hierop acht
obligaties van ieder 100 vlms uit te
geven tegen een jaarlijkse interest van
drie procent. Kopers van deze
waardepapieren waren: de diaconie van
Colijnsplaat (twee stuks); de wezen L. M.
Verhage en Pieter Verhage; Rutteria
Daak, weduwe van Jacobus van der
Wolff: Petronella van de Broecke; mr
Anthony van Alphen (drie stuks).
Het bestek van de verbouwing van
1769.
Na de nodige voorbereidingen werd op 21
October 1768 het „bestek en conditiën
waar naar de heeren rentmr van de
Domeinen van Zijn Hoogheid, den Heere
Prince van Orange en Nassau etc etc etc
in Noordbev. mitsgaders Schout en
Schepenen van Colinsplaat en Noortbev.
voornt Publycq en aan den minst
aennemenden zullen Prezenteeren te
besteden het Repareren en Vergrooten
der kerk. mitsgaders het Jegenwoordig
Regthuis te approprieeren tot een School,
als mede het maaken van een Nieuwe
Consistorie"28). Het werk werd
aangenomen door J. Haringman,
timmerman en schepen te Colijnsplaat,
voor de som van 975 vlms uitgezonderd
het binnenwerk en de stenen. Wat direct
in dit bestek opvalt is dat het een
combinatie is van de plannen sub no 3 en
sub no 4 genoemd door Nebbens. Twee
muren zullen blijven staan, de pilaren
zullen worden afgebroken, maar de kerk
zal wel een dubbel dak krijgen. Blijkens
de rekening is voor het ontwerp van de
restauratie en vergroting de stadsfabriek
(stadsarchitect) van Zierikzee, Johannes
van Es, ingeschakeld29). Het bestek en de
tekeningen zijn door Frans Rupingh,
timmerman te Zierikzee. gemaakt. Frans
Rupingh was voor dit doel verschillende
malen enige dagen in Colijnsplaat en
kreeg voor gedane dienst 7 vlms
betaald. Van Es was in 1761 aangesteld
als stadsfabriek te Zierikzee. Hij volgde
zijn overleden vader. Bartel van Es, op,
die deze functie had bekleed van 1728 tot
1761Bartel van Es is samen met Frans
Rupingh betrokken geweest bij de
verbouwing van de Lutherse Kerk te
Zierikzee. Het belangrijkste thans nog
overgebleven werk waarbij Johannes Van
Es betrokken is geweest was de
verbouwing van het stadhuis (1775-1779)
te Zierikzee. In dat kader werd de
voorgevel verbreed en vernieuwd en
kregen de vertrekken op de eerste
verdieping (onder andere de raad- en
trouwzaal) hun huidige aanzien30). Uit het
bestek - de tekeningen zijn niet meer
aanwezig - wordt niet duidelijk hoe kerk,
consistorie, school en Heerenhuys er
uitzagen en hoe ze ten opzichte van
elkaar waren gesitueerd. Wel is duidelijk,
dat de kerk west van de toren (die buiten
de verbouwing van 1769 viel) stond en
een lengte had van 70 Amsterdamse
voeten. Aan de westzijde bedroeg de
breedte ca 27 Amsterdamse voeten. De
ingang tot de kerk bevond zich in de
oostmuur. Het Heerenhuys (Regthuis)
stond oost van de toren. Bij de
verbouwing zou de westmuur van de kerk
met 20 a 21 voeten in zuidelijke richting
worden verlengd. De zuidmuur van de
kerk zou in oostelijke richting 31 voeten
worden doorgetrokken voor de te bouwen
consistorie en een brandhuisje. In de
zuidmuur van de consistorie zou de oude