18
Westgevel van de kerk waarin duidelijk waarneembaar is dat hierin nog een raam heeft
gezeten, (foto. H. H. Vogel).
Grafsteen van Tristam Leendersen de Bot (overleden 1623) en zijn echtgenote Janneken
Stoffels (overleden 1658). De Bot als boer naar Noord-Beveland gekomen werd dijkgraaf
van Noord-Beveland. (foto: G G. de Fouw).
naar de westmuur verhuisd. Bij de
plannen voor een nieuwe consistorie ging
men nl. in 1847 nog accoord met een
plaatsing aan de zuidzijde, in 1855 zag
men liever dat hij aan de westzijde werd
opgetrokken. In ieder geval stond de
preekstoel in 1885 tegen de westgevel. In
dat jaar besloot men nl. een tweede
uitgang in de kerk te maken daar men de
situatie mede op het oog van brandgevaar
te gevaarlijk achtte. Deze uitgang diende
in de westmuur naast de kansel te
komen40). Eveneens tasten we in het
duister omtrent het aantal en de
ouderdom van de koperen lichtkronen.
Wel is bekend wanneer ze verdwenen
zijn. In 1884 gaf de nieuw beroepen
predikant te kennen dat hij „gedurende de
wintermaanden openbare
avondgodsdienstoefeningen" in de kerk
wilde houden. „Het zal geen betoog
behoeve dat zoo als de kerk alhier des
avonds tot nog toe werd verlicht die
verlichting niet slechts onvoldoende was
maar ook een zeer onaangenaam en zelfs
ongezonde lucht verspreide, terwijl die
wijze van verlichting bovendien zeer
kostbaar was"41). De notabelen en
kerkvoogden besloten daarom „om eene
doelmatige verlichting in de kerk door
middel van petroleumlampen aan te
brengen". De smid Van den Berge uit
Colijnsplaat bracht tot volle tevredenheid
van een ieder de verlichting aan voor de
somma van f 175.95. Omdat de oude
kronen nu nutteloos in de kast lagen,
werd tot verkoop besloten. Ze brachten de
som van f 40,- op42). Hoe het exterieur en
interieur ook geweest mogen zijn. in
Colijnsplaat vond men de kerk, gezien
een bericht in „Boekzaal", „cierlijk
vernieuwd". De totale kosten van de
verbouwing van 1769 bedroegen
ongeveer 1427 vlms, afgezien van de
obligatie aan Haringman. Aan geld was
beschikbaar: de schenking van de Prins
200; de opbrengst van de tweede
collecte ca. 48; 800 van de uitgegeven
obligaties; het zitplaatsengeld ca. 2743).
De uitgaven waren dus groter dan de
inkomsten. Maar daar stond tegenover
dat Haringman alles in „eene behoorlijke
en voldoende ordre" had gebracht, zodat
het tot de tweede helft van de twintigste
eeuw heeff geduurd voor de kerk weer
aan een grondige restauratie toe was.
Restauratie 1980.
In 1973 werd besloten de kerk te
restaureren. De heer L. C. van Hulsteyn
uit Capelle aan de IJssel werd als
architect aangezocht dit werk voor te
bereiden. Nadat de tekeningen,
bestekken en kostenramingen gereed
waren werden verzoeken voor subsidie bij
Gemeente (Kortgene). Provincie en Rijk
ingediend, daar de kosten boven de
draagkracht van de kerkelijke gemeente
uitgingen. Het heeft tot 1979 geduurd voor
van het Ministerie van Cultuur, Recreatie
en Maatschappelijk werk de toezegging
werd verkregen, dat de uitbetaling van de
subsidie voor de restauratie zou worden
opgenomen in het werkprogramma 1982-
1986. De kerkelijke gemeente had
inmiddels door diverse activiteiten een
restauratiefonds van f 100.000.- gevormd,
terwijl door gemeenteleden een bedrag
van f 100.000.- aan renteloze leningen
was toegezegd. De gemeente Kortgene
beloofde haar bijdrage in de
restauratiekosten ad f 213.000,- reeds
tijdens de restauratie te zullen uitbetalen,
terwijl van de provincie eenzelfde
toezegging voor haar bijdrage ad