19
f 54.000,- mocht worden verwacht. De
kosten waren begroot op f 732.892,-. Het
ontbrekende bedrag kon worden geleend
van de diaconie (f 50.000,-) en van de
Rabobank (f 200.000,-) onder zeer
gunstige voorwaarden. Zodoende kon
begin 1980 een aanvang worden gemaakt
met de restauratie, die in 1981 voltooid
was. De belangrijkste werkzaamheden
moesten aan het dak worden verricht. De
kapconstructie werd waar nodig
vernieuwd evenals het dakbeschot, de
dakbedekking en de houten hemel met
klapsteilen44). In het kader van de
restauratie werd de cementen vloer in de
kerk ter weerszijde van het middenvak
weggebroken. Bij deze werkzaamheden
kwamen vijf grafstenen tevoorschijn. Deze
hebben een plaats gekregen bij de
preekstoel. Alleen de grafkelder met
deksteen van de familie Hasevoet, waarin
vier dames Hasevoet zijn bijgezet, is op
zijn plaats gebleven. Aangenomen mag
worden dat onder de banken in het
middenvak nog grafstenen liggen.
Het interieur had reeds in 1955 een
opknapbeurt gekregen. Toen waren de
oude hoge banken vervangen door blank
eiken banken en werd de preekstoel van
zijn verflaag ontdaan. Verder werden er
drie electrische lichtkronen opgehangen.
In 1981 werd het interieur verder verfraaid
door het aanbrengen van een nieuwe
eiken lambrizering en tevens werd het
stuc- en schilderwerk in de
oorspronkelijke kleuren uitgevoerd.
Het orgel
In 1885 werd in de kerkeraadsvergadering
een voorstel gedaan „om pogingen aan te
wenden tot het voorzien in eene grote
behoefte om nl. tot bevordering der
stichting en wijding onzer
godsdienstoefeningen een orgel te
plaatsen"45). Men besloot met een
intekenlijst de gemeente rond te gaan.
Kennelijk had dat niet het gewenste
resultaat. Veertien jaar later wees de
predikant erop „dat het kerkgezang in
deze gemeente van dien aard is. dat het
minst niet sticht, ja eigenlijk ontsticht" en
of het daarom mogelijk is een orgel in de
kerk te plaatsen46). Overeengekomen
werd een commissie in het leven te
roepen die de zaak zou uitzoeken.
Kennelijk liep de commissie niet over van
ijver, want twee jaar later was men nog
geen stap verder. Hierop werd besloten
de derde collecte te bestemmen voor een
orgelfonds. Eind 1902 had men door
middel van een intekenlijst en de
opbrengst van de derde collecte een
dusdanig bedrag bijeen gebracht dat men
besloot een orgel van ca f 1200,- aan te
schaffen. De heer Bender, leverancier van
orgels te Leiden, die in Colijnsplaat was
geweest om de kerk te bezien, bood zo'n
orgel aan. De heer E. Kieviet uit
Colijnsplaat en de heer C. Flipse uit
Wissenkerke werden afgevaardigd om het
door Bender aangeboden orgel in
ogenschouw te nemen. Bij terugkeer uit
Leiden waren de heren niet enthousiast
over het orgel daar het niet in zijn geheel
in de kerk kon worden geplaatst47). Door
het disfunctioneren van de secretaris van
de kerkvoogdij blijft het verdere verloop
van de aanschaf van het orgel verborgen.
Uiteindelijk werd een ander orgel
aangeschaft, dat gebouwd was door de
orgelfabrikant Nöhren uit Roermond en
dat geplaatst is door A. S. J. Dekker te
Goes. Het werd op 20 september 1903 in
gebruik genomen48). Voor dit orgel had
men zich in de schulden gestoken. Zo had
men f 300,- geleend bij de heer A. S. J.
Dekker49).
De consistorie
Bij de verbouwing van 1769 was ten
oosten van de kerk en achter de school,
die in het Heerenhuys was gevestigd, een
nieuwe consistorie gebouwd. In dit
gebouw werd de oude kerkingang en de
oude schoorsteenmantel uit het
Heerenhuys aangebracht. In 1838 maakte
het gemeentebestuur bekend „dat het
schoollokaal enige noodwendige
vergrooting zal moeten ondergaan zulks
waarschijnlijk niet zal kunnen geschieden
zonder dat daarbij werden gevoegd het
aangrensende gebouw, thans dienende
voor consistoriekamer en bergplaats der
berry's". De kerkeraad liet in 1847 aan het
gemeentebestuur weten dat zij de
tekening en het bestek van een nieuw te
bouwen consistorie achter de kerk had
ontvangen en bestudeerd. Men is van
mening dat het oppervlak van het
ontworpen vertrek te gering is daar het
bijna gelijk is aan die van de huidige
consistorie nl. 171/2 vierkante ellen. De
kerkeraad wenste dat de consistorie
minstens een lengte van 6 ellen en een
breedte van 4 ellen moest hebben. Dat
bovendien, daar door de uitbreiding van
de school alle bergplaatsen van kerk en
armbestuur verloren gingen, de nieuwe
vergaderruimte een ruime zolder en een
opslagruimte voor de berry's moest
krijgen. Na wijziging van het ontwerp kon
de kerkeraad zich er mee verenigen.
Kennelijk was men toch niet tevreden
over de plannen tot uitbreiding van de
school, want in 1853 werd de kerkvoogdij
benaderd met de vraag of zij een stuk van
het oude kerkhof ten westen van de kerk
wilde afstaan voor het stichten van een
nieuwe school. In 1854 vroeg het
gemeentebestuur of de kerkvoogdij
misschien genegen was de pastorie met
tuin ten behoeve van een nieuwe school
af te staan. Men was hiertoe alleen bereid
indien er aan enige voorwaarden werd
voldaan, o.a. de aanschaf van een nieuwe
predikantswoning door de burgerlijke
gemeente50). Geen van deze plannen
vond echter doorgang, zodat men weer
terugkwam op het plan van 1847. Wel
Gedenksteen in de noordgevel van de kerk. Op 25 november 1944. toen Noord-Beveland reeds bevrijd was, kwamen de
Duitsers van Schouwen met de bedoeling de sluis bij Colijnsplaat op te blazen. De Canadezen, waarbij de Prinses Irene
Brigade was ingedeeld, werden gewaarschuwd door M.L. Fortuin waardoor deze plannen werden verijdeld. Bij de
schermutselingen tussen de beide legereenheden sneuvelde L.J. Havelaar van de Prinses Irene Brigade. Op 15-12-1982
is de helm van Havelaar boven de gedenksteen aangebracht, (foto: H.H. Vogel).