5 Schoorsteenstuk (ca 1720) uit het burgerweeshuis met Lydia Boreys. Deze rijke weduwe maakte de bouw van het Burgerweeshuis mogelijk doordat zij haar gehele vermogen voor de bouw daarvan beschikbaar stelde. Zij toont de essentiële zorg in een weeshuis:onderdak (Burgerweeshuis), voeding (de broden), godsdienstig onderwijs (de bijbel), onderricht (lezen, schrijven en ambacht leren). (Gasthuis Middelburg). in de maatschappij zouden komen als belijdende leden van de Nederduits Gereformeerde Kerk en dat zij in staat waren in hun eigen onderhoud te voorzien. Een weeshuis diende tot „kweekschool van deugd en godsvrugt die voor het nageslagt wat goeds beloven" moest. Daartoe leerden alle kinderen een ambacht en dat maakte het belang van de weeshuizen zo groot. Zeker de armwezen zouden in de gezinssituatie niet allemaal in staat zijn gesteld een ambacht te leren. Om de geestelijke ontwikkeling te stimuleren, gingen de kinderen tweemaal per zondag naar de kerk en kregen zij een uur catechisatie. Daarnaast bezochten zij regelmatig de bidstonden die de kerken organiseerden in kommervolle tijden en de dankstonden in rustiger perioden. Bovendien werd tijdens iedere maaltijd uit de Bijbel gelezen. Dat diende niet alleen tot onderwijzing maar ook om de kinderen het praten onder de maaltijden te beletten. De armwezen gingen naar de Oude Kerk (aan het Hofplein; in 1809 voor het laatst gebruikt) en de burgerwezen togen naar de Oostkerk. Alle kinderen gingen in de „reek" naar de kerk, een lange rij van twee aan twee lopende kinderen. Zij werden begeleid door de binnenvader en -moeder, de schoolmeester, de schoenmaker, de kleermaker of de beide naaileraressen en de kindermoeder. De meisjes doften zich mooi op, met zwaardere vergrijpen de meeste kinderen hadden toch geen of slechts een geringe erfenis te verspelen) en er waren drie- tot viermaal zoveel kinderen, zodat de binnenvader en -moeder het groter aantal recalcitrante kinderen eerder sloegen omdat zij anders de wind er niet onder konden houden. In het burgerweeshuis hadden de ongeveer honderd kinderen altijd nog de rem dat zij bij vergaand slecht gedrag (zoals stelen, mishandelen, weglopen, hoererij enz.) hun eigen vermogen niet mee kregen als zij voortijdig uit het weeshuis werden verwijderd. Bovendien konden de binnenvader en -moeder het kleiner aantal kinderen gemakkelijker beteugelen 2. Godsdienstige vorming Een van de belangrijkste doelstellingen van beide weeshuizen was dat de pupillen De St. Pieter of Oude Kerk aan het Hofplein waar de armwezen naar de kerk gingen. Kopergravure z.n. en z.j. (R.A.Z. Zei. ill.II 594).

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1991 | | pagina 5