De Hervormde kerk van Colijnsplaat 10 I H VOGEL-WESSELS BOER Inleiding In 1530 is Noord-Beveland tijdens een zware storm verdronken. Aan het einde van de 16e eeuw werd een begin gemaakt met de herbedijking. De eerste en grootste bedijking van het eiland was de Oud Noord-Bevelandpolder. In dit nieuw gewonnen land werden destijds Colijnsplaat en Kats gesticht. Colijnsplaat. het bestuurlijk en kerkelijk centrum van de polder, ontwikkelde zich voorspoedig. Voor of in 1607 werd in Colijnsplaat een kerk voor de protestantse eredienst gebouwd die een functie had voor de hele polder. Het aantal gereformeerden was toen nog gering, zodat het waarschijnlijk een klein en eenvoudig zaalkerkje zal zijn geweest. De algemene tendens, dat in de eerste helft van de 17e eeuw de protestantse gemeenten snel groeiden doordat velen voor de gereformeerde leer kozen, is ook in Colijnsplaat waarneembaar. De kerk onderging, als gevolg van de aanwas van de gemeente, in 1618 een verbouwing. Ondanks het feit dat Kats in 1659 een eigen predikant had gekregen, moest de kerk van Colijnsplaat in 1675 toch alweer worden verbouwd. In de 18e eeuw verkeerde de kerk in een dusdanige slechte staat dat in 1769 een drastische restauratie heeft plaatsgevonden. Het godshuis heeft toen zijn huidige vorm gekregen. Dit artikel gaat in detail in op de geschiedenis van de kerk van Colijnsplaat. De indijking Zaterdag 5 november 1530 (Sint Felix quaede Saterdach) is een zwarte dag in de geschiedenis van Zeeland. Een noordwesten storm met orkaankracht zweepte de golven zo hoog op. dat grote delen van Zeeland werden overstroomd. Zo ook het eiland Noord-Beveland. Pogingen om het eiland weer droog te leggen mislukten als gevolg van de noorden storm van 2 november 1532. Hierop werd besloten het eiland aan de zee prijs te geven. Lange tijd bleef het onbedijkt en met de zee „gemeen" liggen. Eind 16e eeuw waren de schorren en slikken aan de noordoost kant van het verdronken eiland plaatselijk echter zo hoog opgewassen dat ze herbedijkt PHILÏ P S. GRAEF VAN II O H EX LO V ELDTOVEBS TE TEN" DIENSTE VAN BE VEREEN" IODK E 1) E R L VN" I) E N Philips, graaf Van Hohenlohe. echtgenoot van Maria van Nassau, gravin van Buren. De Staten van Zeeland verleenden hem in 1596 het bedijkingsoctrooi voor de Oud Noord-Bevelandpolder. Kopergravure. (R.A.Z. Zei.III. IV 447). konden worden. Een groot deel van het voormalige Noord-Beveland kwam door erfrecht toe aan Philips Willem, Prins van Oranje en Maria van Nassau, gravin van Buren. De gravin nam in 1593. als zaakwaarneemster van haar in Spanje gevangen zittende broer, de kwestie van de indijking ter hand. Na haar huwelijk met graaf Philips van Hohenlohe werden de belangen van de Oranjes door haar echtgenoot behartigd. Op 5 april 1596 verleenden de Staten van Zeeland hem het bedijkingsoctrooi. Het betrof een gedeelte van het oude Noord-Beveland en de Colijnsplate, een schor gelegen ten noordoosten van het vroegere Noord- Beveland waarvan het gescheiden was door het Kleine Faal. De naam Colijnsplate wordt voor het eerst genoemd in een acte van 1489 toen Rooms Koning Maximiliaan en zijn zoon Philips dit gors schonken aan Floris van Borssele, Heer van Kortgene. Dit bedijkingsoctrooi werd in 1517 opnieuw bekrachtigd, maar tot een inpoldering is het toen niet gekomen. Na veel voorbereidend werk kon in maart 1598 een begin worden gemaakt met de bedijking. Allereerst bouwde men het Heerenhuys, „een steene huys staend buyten de dyck" op de noordwestelijke punt van de hooggelegen slikken van de Colijnsplate even ten oosten van de monding van de Kleine Faal. Het punt waar dit huis werd opgetrokken was van te voren met zorg uitgezocht. Hier zou na de inpoldering een dorp worden gebouwd. Het binnengedijkte Kleine Faal kon dienen als uitwateringskanaal en in het buitengedijkte Kleine Faal kon een haven worden aangelegd. Vanuit het Heerenhuys werden de bedijkingswerkzaamheden door de dijkgraaf en gezworenen geregeld en de orde onder het werkvolk gehandhaafd. De bedijking was een voor die tijd groot waterbouwkundig werk. Nu nog behoort de Oud Noord-Bevelandpolder tot de acht grootste inpolderingen van Zeeland. Het in te polderen gebied, ca 1900 ha groot, werd aan alle kanten door de zee omspoeld, zodat al het werkvolk en materiaal per schip moest worden aangevoerd. Met behulp van ca. 4000 mensen en ca. 3000 paarden werd een ongeveer 20 km lange ringdijk aangelegd waarvoor een gigantische hoeveelheid zand, klei en zoden moest worden vervoerd. Het materieel dat men ter beschikking had waren spaden, manden, kruiwagens en karren. Ondanks „menichvuldighe swaericheyden van stormen ende hooge vloeden" had men het karwei begin juli 1598 geklaard1). Reeds bij de condities en bestekken voor de bedijking van de Oud Noord- Bevelandpolder waren twee dorpen gepland, nl. Colijnsplaat en Kats. Hierdoor konden de landmeters al op 8 augustus 1598 de 120 uitgegeven kavels in Colijnsplaat uitzetten. De opzet van het dorp was zeer rationeel: vierkante bouwpercelen en rechte straten. Dit paste geheel in de geest van de tijd die teruggreep op de klassieke idealen. De straten liggen haaks op of evenwijdig aan elkaar en telkens op een afstand van 60 m. Het stratenpatroon, met als spil de Voorstraat, is exact noord-zuid gericht. Het materiaal nodig voor de opbouw van huizen en boerderijen, wegenaanleg en primaire levensbehoeften moest per schip worden aangevoerd. Een haven was dus onontbeerlijk. De graaf Van Hohenlohe had bij de bedijkingscondities o.a. bepaald dat de kopers van de gronden verplicht waren hun koren in Colijnsplaat te verschepen en de door hen gewenste materialen en goederen via deze haven aan te voeren. Door deze bepaling en

Tijdschriftenbank Zeeland

Bulletin Stichting Oude Zeeuwse kerken | 1991 | | pagina 10